Gouden regen

Door Leon

Tijdens deze vakantiedagen ben ik wat oude schaakboeken aan het doorbladeren. Een van de eerste schaakboeken die ik als kind van mijn ouders cadeau kreeg, was een klein boekje van Theo Schuster, getiteld: ”Onvergetelijke schaakpartijen 1. Lotgevallen van beroemde schaakmeesters, hoe ze streden, overwonnen en verloren. Van Morphy tot Tarrasch”, verschenen te Zutphen ergens in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Naast de boeken van Bouwmeester en Euwe vormde dit werkje (samen met deel 2: ”De drie wereldkampioenen Lasker, Capablanca, Aljechin”) mijn eerste kennismaking met beroemde partijen van grootheden uit het verleden. Ik heb ze stukgelezen!

Breslau 1912

In deel 1 beschrijft Schuster een fragment uit een partij uit het toernooi van Breslau 1912 dat werd georganiseerd in het kader van het 18e congres van de Duitse Schaakbond. Breslau was de geboortestad van de schaakgrootheden Adolf Anderssen (1818-1879) en Siegbert Tarrasch (1862-1934). Het was de derde stad van het Duitse keizerrijk, na Berlijn en Hamburg. Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog kwam de stad in Polen te liggen, en tegenwoordig is de naam Wrocław.

Toppers uit de 19e eeuw

Anderssen, leraar wiskunde van beroep, werd sinds zijn winst in het eerste schaaktoernooi dat ooit werd georganiseerd, in Londen 1851, beschouwd als de beste speler van de wereld, totdat hij in december 1858 door de Amerikaan Paul Morphy in een tweekamp te Parijs met 8-3 werd verslagen. Nadat Morphy zich al snel uit het schaakleven had teruggetrokken, was Anderssen wederom de sterkste speler ter wereld, totdat hij in 1866 een match tegen Wilhelm Steinitz met 8-6 verloor (geen remises!).

Siegbert Tarrasch was in de jaren ’80 en ’90 van de negentiende eeuw een van de sterkste spelers van de wereld. Ook hij was geen beroepsschaker, want hij had een huisartsenpraktijk in Nürnberg. In 1908 verloor hij een match om het wereldkampioenschap tegen de regerend wereldkampioen Emanuel Lasker met 10½-5½.

In het toernooi te Breslau van 1912 speelde ook Tarrasch mee, en hij eindigde in zijn geboortestad op een verdienstelijke gedeelde 4e en 5e plaats met 11 punten uit 17 partijen, één punt achter de gezamenlijke winnaars Duras en Rubinstein en een half punt achter Teichmann.

Frank Marshall

In het toernooi van 1912 nam ook de Amerikaanse schaker Frank Marshall (1877-1944) deel. Hij is vooral bekend van het gambiet in de Spaanse opening dat hij in een partij tegen Capablanca in New York 1918 introduceerde en dat nog steeds zijn naam draagt. In 1907 speelde hij een match tegen wereldkampioen Emanuel Lasker die hij verloor met 10½-3½. Hij was kampioen van de Verenigde Staten van 1909 tot 1936. In Breslau behaalde hij met 9½ punt de zesde prijs.

Frank Marshall aan het schaakbord

Toen ik volwassen was en schaakboeken begon te verzamelen, lukte het mij (in 1995) de autobiografie van Marshall op de kop te tikken, een boek getiteld: ”Marshall’s best games of chess (Formerly titled: My fifty years of chess)”, New York 1942. In dit boek bespreekt Marshall 140 van zijn beste partijen en geeft hij een beknopt overzicht van zijn leven. Amusant is zijn relaas over de manier  waarop hij zijn latere vrouw Caroline veroverde:

”I remember well the occasion on which I first met Carrie. It was on August 27th, 1904, at the wedding of her brother Charles. That very night I went to Carrie’s mother and said: ’I have fallen in love with your daughter and I’m going to steal her.’ Her mother laughed, but that’s just about what happened. A few weeks later I had to leave New York to play at St. Louis […] and to give more exhibitions. I returned just before Christmas and began a ’blitz’ courtship which lasted for about two weeks. I was leaving on January 7th for Paris to play Janowski, so I rushed things a bit. We were married at 11:30 a. m. on January 6th, 1905. At 9 o’clock the next morning we sailed together for Paris. As Carrie put it: ’I thought I had better marry him, as he told me it was my last chance.’”

Lewitsky – Marshall

Op 20 juli 2012 werd in Breslau de zesde ronde van het toernooi gespeeld. Marshall had zwart tegen de Rus Stepan Lewitsky. Na wits zet 23. Te5-c5 is de volgende stelling ontstaan.

Lewitsky – Marshall na 23. Te5-c5

In deze stelling speelde Marshall een van de beroemdste zetten uit de schaakgeschiedenis.

De vraag is natuurlijk: welke?

’Bedolven onder goudstukken’

Schuster schrijft in het boekje dat ik in het begin van dit artikel heb genoemd: ”Men meldt, dat Marshall’s bord voor de volgende zet door toeschouwers met goudstukken bedekt was. Marshall zei daarover: ‘Yes, that is what happened literally!’ (Ja, dat gebeurde letterlijk!)”

Schuster schrijft ’voor de volgende zet’; ik neem aan dat dit een vertaalfout is en dat er ’na de volgende zet’ moet staan, of anders dat ’voor’ moet worden opgevat in de betekenis ’als beloning voor’. Met andere woorden: in het Duits staat er waarschijnlijk niet ‘vor dem nächsten Zug’ maar ‘für den nächsten Zug’.

Als klein kind vond ik dit een zeer romantisch verhaal. Een bord dat met goudstukken is bedekt! Klopt dat wel? Is dat niet overdreven of zelfs verzonnen?

Op p. 138 van ”Marshall’s best games of chess”, in de inleiding op de partij tegen Lewitzky (dit is de schrijfwijze die Marshall aanhoudt) schrijft Marshall:

”Perhaps you have heard about this game, which so excited the spectators that they ’showered me with gold pieces!’ I have often been asked whether this really happened. The answer is—yes, that is what happened, literally!”

Gouden munten

Dus toch! Marshall is wel erg categorisch. Maar wat zijn eigenlijk goudstukken (gold pieces)? In 1912 moet het om munten gaan, niet om stukken goud. Bestonden er gouden munten in Duitsland in 1912?

Wikipedia brengt hier uitkomst. In het Duitse Rijk bestond een bonte variatie aan lokale muntsoorten, maar in 1871 werd de gouden Mark geïntroduceerd.

Op de afbeelding links (boven kop, onder munt) is een gouden muntstuk van 20 Mark te zien, geslagen in 1888, met de beeltenis van keizer Friedrich. Rechts (boven kop, onder munt) een gouden munt van 20 Mark, geslagen in 1900, met de beeltenis van keizer Wilhelm II.

Behalve de afgebeelde munten van 20 Mark waren er ook gouden munten van 10 en van 5 Mark. Dat zouden dus de munten kunnen zijn waaronder het bord van Marshall werd ’bedolven’!

Toernooiboek

In het jaar 2003 kwam ik in het bezit van het toernooiboek van Breslau 1912. Het boek draagt de titel: ”XVIII. Kongreß des Deutschen Schachbundes, e.V. Breslau 1912”, uitgegeven in Coburg 1913. Noch in het algemene rondeverslag, noch in de aantekeningen bij de partij, wordt melding gemaakt van goudstukken. Het rondeverslag stelt: ’Marshall als Nachziehender spielte eine der elegantesten Partien des Turniers. ”Im Style Morphys” brannte er gegen seinen Gegner Lewitsky ein kleines Brillantfeuerwerk ab’, en de slotopmerking van het partijverslag luidt: ’Der wunderhübsche Schluß erinnert an eine der schönsten Kombinationen Paul Morphys.’

Edward Winter

Daar komen we dus ook niet verder mee. Gelukkig bestaat er iemand die zich heeft gespecialiseerd in feiten en feitjes uit de schaakhistorie, namelijk Edward Winter. In zijn op internet te vinden ’Chess Notes’ bespreekt hij onder andere ”Marshall’s ’golden coins’ game”. Hij brengt verschillende relevante bronnen aan het licht.

‘Marshall’s chess ‘swindles” en Hermann Helms

Winter citeert uit Marshalls boek ”Marshall’s chess ’swindles’”, verschenen in New York in 1914, de partij van Marshall tegen Lewitsky met de aantekeningen van Hermann Helms, uit diens artikel uit de Brooklyn Daily Eagle. Deze Helms zou later de grote toernooien van New York 1924 en New York 1927 organiseren. De laatste aantekening bij deze partij luidt: ’After the game a number of enthousiastic spectators presented Marshall with a handful of gold pieces, saying that the game had given them great pleasure.’

De lay-out van Marshalls boek wekt de indruk dat deze opmerking afkomstig is van Helms. Maar Winter citeert ook het oorspronkelijke artikel van Helms uit de Brooklyn Daily Eagle, gedateerd 8 augustus 1912. In dit artikel ontbreekt deze opmerking! Marshall citeert de aantekeningen van Helms bij de partij, maar de afsluitende opmerking heeft hij kennelijk zelf toegevoegd.

Andrew Soltis

Winter verwijst in zijn Chess Notes nog naar een passage uit een boek van Andrew Soltis, getiteld ”Frank J. Marshall, United States chess champion”, uit 1994. Soltis vermeldt in dit boek dat in de originele handgeschreven commentaren van Marshall op zijn partij alleen stond: ’A purse was presented to me after this game.’

Aha! Dat is toch een ander verhaal! En wel een verhaal dat heel wat waarschijnlijker klinkt dan de versie waarin het bord van Marshall (of Marshall zelf) onder goudstukken werd bedolven.

Weddenschap

Toch bestaat er nog weer een andere versie van de gebeurtenissen die bevestigt dat er wel degelijk sprake zou zijn van het bedelven van het bord met goudstukken. Het gaat om een verhaal dat staat opgetekend in het boek ”America’s chess heritage” van Walter Korn, verschenen in 1978. In dit werk vertelt de auteur dat hij in de jaren ’20 vaak van Duras, de winnaar van Breslau 1912, en van diens landgenoot Treybal, die ook in dit toernooi had gespeeld, had gehoord dat Lewitsky, die uit Leningrad afkomstig was, in Breslau werd vergezeld door twee andere Russen: de welgestelde Saboerov, die min of meer als zijn beschermheer en geldschieter fungeerde, en de latere wereldkampioen Alexander Aljechin, die zojuist een toernooi in Stockholm had gewonnen en op weg was naar een toernooi in Wilna. Volgens Duras en Treybal hadden Saboerov en Aljechin een weddenschap afgesloten dat hun landgenoot Lewitsky zijn partij tegen Marshall zou winnen. Maar toen Marshall zijn prachtige slotzet had uitgevoerd en Lewitsky opgaf, zouden Saboerov en Aljechin uit frustratie hun inzet, die bestond uit verschillende soorten munten, op het bord hebben gesmeten!

Carrie Marshall

Marshalls weduwe Caroline heeft zich enkele keren over de partij tegen Lewitsky geuit. In een boek van Al Horowitz, getiteld ”All about chess” (New York 1971) komt de partij twee keer aan de orde, en in beide gevallen meldt Horowitz dat Carrie zegt niets te weten over een regen aan goudstukken: ’Caroline Marshall, who ought to know, disclaims knowledge of even a shower of pennies’.

Aan de andere kant is er een foto van Carrie Marshall, verschenen in het tijdschrift Chess Review van maart 1959, waarin zij te zien is terwijl ze een taart aansnijdt met daarop de ’shower of gold position’ uit de partij tegen Lewitsky.

Carrie Marshall met de ’goudenregentaart’, Kerstmis 1958

Conclusie

Wat moeten we van dit alles denken? Persoonlijk lijkt het mij niet waarschijnlijk dat het verhaal over het bedelven van het bord met goudstukken van a tot z verzonnen is. Men moet bedenken dat het, vooral in de 19e eeuw, in koffiehuizen helemaal niet ongebruikelijk was dat een briljant offer rijkelijk werd beloond. Dit zegt ook Winter, die verwijst naar een opmerking uit het boek van William Hartston en Jeremy James uit 1980, getiteld ”Play chess”: ’In the old Viennese coffee-houses where chess was played many years ago, the spectators used to admire brilliant sacrifices so much that they would shower the board with gold coins for the winner.’

Aan de andere kant kan dit gebruik natuurlijk juist ook de bron zijn geweest voor het verhaal over Marshalls partij. Duidelijkheid hierover zal er waarschijnlijk wel nooit komen.

Gouden zet

Zeker is in ieder geval dat Marshall met een zeer onverwachte zet een einde maakte aan de partij tegen Lewitsky. Hieronder volgt nog eens de stelling:

Lewitsky – Marshall na 23. Te5-c5

Resteert nog de vraag: wie kan die zet vinden?

Edele eenvoud

Door Leon

Onlangs viel mijn oog op drie eindspelstudies. Ik presenteer ze hieronder. Naar mijn smaak is de oplossing in alle gevallen bijzonder elegant.

Stelling 1 is een probleem dat bedacht is door P. Heuäcker. De opgave luidt: hoe wint wit deze stelling?

Tip: de sleutel tot de oplossing is natuurlijk de h-pion…

Stelling 1 (Heuäcker). Wit aan zet wint.

Stelling 2 is een probleem van Emanuel Lasker, wereldkampioen van 1894 tot 1921. Ook hier luidt de opgave: hoe wint wit?

Tip: een eindspel van koning + dame tegen koning + toren is eenvoudig gewonnen…

Stelling 2 (Lasker). Wit aan zet wint.

Tenslotte een van de beroemdste eindspelstudies uit de geschiedenis. Stelling 3 is een probleem van R.S. Saavedra. Ook hier is de opgave: hoe wint wit deze stelling? De winstvoering is hier wat ingewikkelder dan in de beide vorige stellingen.

Tip: probeer telkens de meest logische zet te vinden, en niet te vroeg opgeven!

Stelling 3 (Saavedra). Wit aan zet wint.

Wie kan de problemen oplossen?

Een explosieve partij

Door Leon

Het gaat goed met de club. Niet alleen staan de externe teams er in de verschillende competities goed voor, ook intern zijn er in de loop van het seizoen verschillende spelers bijgekomen. Een zeer welkome ontwikkeling, want hoe meer spelers hoe meer vreugd!

Tegen een van deze nieuwe leden speelde ik afgelopen maandag in de interne voor het eerst een partij. Het werd een kort maar hevig spektakelstuk.

Na een Halfslavische opening (om de terminologie uit de oude openingsboekjes van Euwe maar eens te gebruiken) stond na 17 zetten de volgende stelling op het bord (diagram 1).

Diagram 1. Leon – Bent Schleipfenbauer, stelling na 17. axb4.

Zwart heeft zich terughoudend opgesteld en ligt met de beide gefianchetteerde lopers op de loer. De computer geeft aan dat de stelling in evenwicht is. Zwart speelt nu de thematische opstoot 17…. c5 (zie diagram 2).

Diagram 2. Leon – Bent na 17… c5

Het is opeens een ingewikkelde stelling geworden. Wit kan met de b-pion en met de d-pion op c5 slaan en hij kan de d-pion doorschuiven. Wanneer wit kiest voor 19. bxc5 of 19. dxc5, kan zwart met 19… Lxf3 wits koningsvleugel verzwakken. Maar hoe erg is dit? Het betekent wel dat zwart afstand doet van zijn loperpaar. Het is moeilijk in te schatten wat in deze stelling belangrijker is.

Maar een verzwakking van de koningsvleugel in combinatie met mogelijkheden voor zwart als Dg5 en Pe5 met aanval op de dubbele f-pion bevallen me toch niet. Volgens de computer is zowel 19. bxc5 Lxf3 20. gxf3 bxc5 21. d5 Dg5† 22. Kf1 als 19. dxc5 bxc5 20. Lb5 Pf6 21. bxc5 Dxc5 mogelijk, in beide gevallen met gelijk spel. Maar ik kies voor de laatste mogelijkheid en ik speel 19. d5 (zie diagram 3).

Diagram 3. Leon – Bent na 19. d5

Hiermee sluit ik de diagonaal van Lb7 af, maar open ik die van Lg7. Maar het belangrijkste is dat het de actiefste zet is, waarmee wit bovenal een pion op e6 dreigt te winnen. Bovendien zijn er nu mogelijkheden als d6 en Pe4 in de stelling gekomen. Zwart kan het paard op c3 uitschakelen door 19… Lxc3 te spelen, maar ik ging ervan uit dat zwart niet zo makkelijk van zijn mooie koningsfianchettoloper afstand zou doen.

Toch is 19… Lxc3 precies de keuze van de computer! Na 20. Dxc3 exd5 21. Lxd5 leiden zowel 21… cxb4 als 21… Lxd5 tot gelijke stellingen.

Bent deed het anders en sloeg de pion op b4: 19… cxb4 (zie diagram 4), wat ook goed is.

Diagram 4. Leon – Bent na 19… cxb4

We zijn aanbeland bij het sleutelmoment uit de partij. Het is duidelijk dat wit niet zomaar de pion op b4 kan terugnemen, want dan verliest hij het paard op c3 (20. Dxb4? Dxb4 21. Txb4 Lxc3). Maar wat moet wit dan wél doen? Met zijn laatste zet heeft zwart niet alleen een pion geslagen, maar ook mijn paard op c3 aangevallen. Ik zou dit paard aan de aanval kunnen onttrekken en 21. Pe4 kunnen spelen; verder is de zet 21. d6 een mogelijkheid, en tenslotte is 21. dxe6 een mogelijkheid.

Bij het bestuderen van de stelling leek mij er na 21. d6 Df6 voor wit weinig in te zitten. De computer bevestigt dat en geeft zwart na 21. d6 Df6 22. Pe2 Le4 al een voordeel van -3.

Dan de zet waar de stelling misschien wel om schreeuwt, en die in ieder geval consequent is: 21. dxe6. Ik rekende achter het bord de volgende variant uit: 21. dxe6 Lxf3 22. Txd7 Dg5 23. g3 bxc3 24. exf7† Kh7 (zie analysediagram 1).

Analysediagram 1. Leon – Bent na 24… Kh7

Mij leek dat ik in deze stelling niet genoeg compensatie had; mijn pion op f7 komt niet verder, zwart heeft twee vrijpionnen op de damevleugel en een stuk meer. Na afloop analyseerden Bent en ik ook deze variant, en we kwamen tot de conclusie dat er inderdaad niets in zit voor wit. De computer geeft zwart hier groot voordeel (-4).

Maar Bent had in de analyse na afloop van de partij toch het gevoel dat wit 20. dxe6 had moeten spelen. En bij de thuisanalyse (met behulp van de computer) blijkt dat Bents stellingsgevoel hem hier niet bedriegt! De variant na 20. dxe6 is namelijk (wat Bent en ik tijdens de analyse trouwens ook al verwachtten) op verschillende punten te verbeteren.

Het beste is na 20. dxe6 Lxf3 niet 21. Txd7 maar 21. gxf3! (zie analysediagram 2).

Analysediagram 2. Leon – Bent na 21. gxf3

Na 21… Dg5† heeft wit twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is 22. Kf1. Dan volgt 22… bxc3 23. Txd7 fxe6 24. Lxe6† Kh8 [niet 24… Kh7? 25. Dxc3 en wit wint!] 25. Ld5 met gelijk spel (zie analysediagram 3).

Analysediagram 3. Leon – Bent na 25. Ld5

De tweede mogelijkheid is 22. Kh1. Hierop komt 22… Df5 23. Txd7 Dxf3† 24. Kg1 waarna er voor zwart zowel na 24… Dg4† als na 24. bxc3 niet meer in zit dan remise. Van belang is in deze variant, dat wit na bijvoorbeeld 24… Dg4† 25. Kf1 Dh3† nooit met zijn koning naar het midden kan vluchten, omdat zwart, zodra wit Ke1 of Kd2 speelt, met schaak het paard op c3 slaat en wint (zie analysediagram 4).

Analysediagram 4. Leon – Bent na 25… Dh3†

Wit moet dus zijn koning op de velden e2, f1, g1 en h1 houden en zwart kan zo altijd schaak geven met zijn dame. Meer zit er niet in; op 26. Ke2 bxc3 volgt 27. Txf7 (zie analysediagram 5).

Analysediagram 5. Leon – Bent na 27. Txf7

Nu levert zowel 27… Dg4† als 27… Txf7 28. exf7† Kh7 een gelijke stelling op.

Conclusie: met 20. dxe6! had wit gelijk spel behouden. In plaats daarvan speelde ik echter het foutieve 20. Pe4? (zie diagram 5).

Diagram 5. Leon – Bent na 20. Pe4

Hoewel de stelling ingewikkeld blijft, is dit vrijwel meteen verliezend. Het idee achter deze zet is natuurlijk d6 te spelen, waarna de zwarte dame terug moet en ik op b4 kan slaan. Maar Bent speelde uiteraard 20… exd5 en na 21. Lxd5 Lxd5 (ook 21… Pc5 was mogelijk) 22. Dxd5 Pc5 staat zwart weliswaar materieel slechts één pion voor, maar dat is wel een heel sterke vrijpion, die wordt ondersteund door de prachtige loper op g7 (zie diagram 6).

Diagram 6. Leon – Bent na 22… Pc5

Na 23. Pxc5 bxc5 zou wit kunnen proberen een soort blokkade op de witte velden te organiseren, maar ik had er geen enkel vertrouwen in dat dit voldoende zou zijn. Zwart heeft dan twee verbonden vrijpionnen en op den duur is dat voor wit onhoudbaar. Dit wordt door de computer bevestigd, die iets als -4 voor zwart geeft.

Daarom besloot ik alles of niets te spelen en ik deed 23. Txb4. Dit laat 23… Tfd8 toe, maar ik hoopte nog op een schwindel na 24. Pd6 (zie diagram 7).

Diagram 7. Leon – Bent na 24. Pd6

Ik had de vage hoop dat zwart op de een of andere manier een truukje als 25. Pf5 Txd5 26. Pxe7† zou toelaten. Maar Bent haalde me krachtig uit de droom met 24… Dxd6! De bedrieger bedrogen: terugslaan is niet mogelijk wegens mat op a1! Tijd om op te geven dus.

Al met al een mooie partij: een rustige maar geladen opening, waarna plotseling de lont in het kruitvat wordt gestoken. Vijf zetten later is alles voorbij…

De Kentering A neemt koppositie over

Door Leon

Op maandagavond 17 maart speelde De Kentering A de uitwedstrijd tegen de koploper in klasse 2C, RDS A uit Sint-Oedenrode.

RDS stond eerste met één matchpunt voorsprong op ons, dus het was voor beide teams erop of eronder.

Na korte tijd spelen bleek zich aan het vierde bord een schaakramp te hebben voltrokken: in goede stelling wilde David een damezet doen, maar dat bleek een onreglementaire zet te zijn. Op de vorige zet had zijn tegenstander hem namelijk schaak gezet, maar dat was David ontgaan. Ongelukkig genoeg was er in de stelling een damezet mogelijk die het schaak ophief, en David was dus gedwongen die te spelen. Daarmee verloor hij wel zonder compensatie zijn dame, hetgeen natuurlijk einde partij betekende. Een slecht begin voor het team!

Aan het eerste bord had ik inmiddels een moeilijke maar ongeveer gelijkstaande stelling bereikt, terwijl Nico aan het tweede bord goed leek te staan. Aan bord drie was Johan in een gevecht gewikkeld dat nog alle kanten op kon, maar hij leek me iets minder te staan.

Na een uur of twee spelen had ik de volgende stelling bereikt:

Leon – John ten Ham na 20… Dd7.

Wit heeft een dubbelpion, maar als compensatie staan de witte stukken veel actiever dan de zwarte. Ik speelde hier 21. Td5, maar met 21. Dd5 had ik het zwart nog lastig kunnen maken. De stelling blijft bij nauwkeurig spel remise, maar zwart kan het gemakkelijk fout doen als hij niet oppast. Zo kan zwart beter niet met 21… Dxd5 de dames ruilen, want na 22. exd5 is de druk tegen pion b7 voor zwart onaangenaam, bijvoorbeeld 22… b6 23. d6.

Het beste voor zwart is misschien nog 22… Le7 23. Txb7 Lc5. In veel gevallen komt het erop neer dat wit een van de zwarte damevleugelpionnen kan veroveren, maar met nauwkeurig spel kan zwart dankzij de ongelijke lopers remise houden.

Na 21. Td5 De7  22. Lh3 Tfd8  23. Tad1 Txd5  24. Txd5 Td8 is de volgende stelling ontstaan:

Leon – John ten Ham na 24… Txd8

Ik speelde hier 25. Txd8, maar een mogelijkheid die John tijdens de partij vreesde was 25. Tc5. Er dreigt 26. Tc7 en dat ziet er lastig uit voor zwart. Zwart kan zich echter staande houden met 25… a6 26. Tc7 b5! (een mogelijkheid die Nico tijdens de partij al had gezien), waarna wit toch niet goed verder komt.

In de partij speelde ik dus 25. Txd8 en na 25… Dxd8 26. Dc8 werd het snel remise.

De stand was daarmee 1½-½ geworden in het voordeel van RDS. Inmiddels had Nico een stuk gewonnen, maar zijn tegenstander leek compensatie te hebben in de vorm van dreigende activiteit. Nico verdedigde koelbloedig en kon na een uur of drie zijn voordeel verzilveren. Knap gespeeld. Hiermee was de stand gelijk: 1½-1½.

Johan had ondertussen, hoewel hij ietsje minder stond, een remiseaanbod afgeslagen. Dat getuigde van een vechtersmentaliteit. Aan een gelijkspel had ons team niets, dus Johan speelde door en hij slaagde erin langzamerhand af te wikkelen naar een eindspel met dames en pionnen. Hij bouwde langzaam de druk verder op en uiteindelijk maakte zijn tegenstander, al in flinke tijdnood, een fout die Johan een winnende stelling opleverde, waarin zijn tegenstander door de vlag ging. Een prachtige prestatie van Johan, die ons team de overwinning in de wedstrijd en de koppositie in de klasse opleverde!

We staan nu, met nog één ronde te gaan, een punt voor op RDS A. Winst in de laatste ronde is nu genoeg voor promotie!

RDS A

 

 

De Kentering A

 

 

John ten Ham

1972

 

Leon ter Beek

1896

½-½

Martijn Bax

1880

 

Nico van Brakel

1942

0-1

Martin van Driel

1764

 

Johan Knuvers

1762

0-1

Bert de Laat

1740

 

David Bruggeman

1898

1-0

 

1839

 

 

1875

1½-2½

Kerstkwis

Door Leon

Het is Kerstmis, de eerste helft van het schaakseizoen zit er bijna op. Het schaakleven op de club en in de competitie ligt enkele weken stil en voor de rechtgeaarde schaker is dat even afkicken.

Maar niet getreurd. Zoals ooit de drie koningen hun gaven aan het pasgeboren Kerstkindje aanboden, zo komen ons nu Caïssa, Polyhymnia en Calliope te hulp!

Caïssa, de godin van de schaakkunst, levert ons 14 stellingen uit schaakpartijen die zij als puzzels presenteert. Zij heeft deze stellingen opgediept uit de volgende twee boeken: C.H.O’D. Alexander, ’Partij-stellingen’, Baarn 1974 en L. Polgár, ’Middlegames’, Köln 1998. Wie slaagt erin de winnende zet of combinatie te vinden?

Polyhymnia, de muze van de zangkunst, test onze kennis van de popmuziek door ons vijf citaten uit liedteksten voor te leggen. Wie herkent ze?

Tenslotte houdt Calliope, de muze van de literatuur, ons acht passages uit bekende en minder bekende werken uit de literatuur voor. Wie kan ze identificeren?

We eindigen met een uitsmijter, waarin Calliope en Caïssa eendrachtig samenwerken…

Genoeg bij wijze van inleiding! We gaan beginnen met de kwis, en laten Caïssa de spits afbijten.

Zij heeft haar fragmenten chronologisch geordend en toont hier een stelling uit een partij van Zukertort. Hoe beslist wit op fraaie wijze de partij (stelling 1)?

Stelling 1. Zukertort – Englisch, Londen 1883

Zukertort begon dit monstertoernooi met 22 uit 23, won het met 22 uit 26 en eindigde drie volle punten voor zijn grote concurrent Steinitz. Drie jaar later, in 1886, won Steinitz hun onderlinge match, de eerste officiële om het wereldkampioenschap, met 12½-7½.

Hierna laat Polyhymnia voor het eerst van zich horen (fragment a):

”The Eastern world, it is exploding, | violence flaring, bullets loading. | You’re old enough to kill, but not for voting, | you don’t believe in war, but what’s that gun you’re toting?”

Hmm, mooi gezegd en overtuigend gezongen, maar niet echt bevorderlijk voor het Kerstgevoel, ben ik bang.

Gauw door naar Caïssa’s volgende stelling. Een klassieker. Met welke prachtige zettenreeks dwingt Adams zwart op de knieën?

Stelling 2. Adams – Torre, New Orleans 1920

Het tweede fragment van Polyhymnia komt uit een nummer dat niet eens in de Top 2000 staat. Onbegrijpelijk, als je het mij vraagt. Ik vind het misschien wel het beste popnummer dat ooit is geschreven (fragment b):

”I heard the sound of a thunder that roared out a warnin’ | I heard the roar of a wave that could drown the whole world | I heard one hundred drummers whose hands were a-blazing | I heard ten-thousand whispering and nobody listening | I heard one person starve, I heard many people laughin’ | I heard the song of a poet who died in the gutter | I heard the sound of a clown who cried in the alley”

Niet meer dan verdiend dat deze zanger in 2016, mede op voorspraak van Calliope, de Nobelprijs voor de literatuur heeft gewonnen…

In Caïssa’s volgende partijstelling is zwart aan zet. Hoe beslist Stoltz de partij?

Stelling 3. Pirć – Stoltz, Praag 1931

Voor haar derde fragment switcht Polyhymnia naar de Nederlandstalige muziek (fragment c):

”Om te leven dacht ik je zou een vlinder moeten zijn, | om te vliegen heel ver weg van alle leven, alle pijn, | maar ik heb niet langer hinder van jaloers zijn op een vlinder | als zelfs vlinders moeten sterven laat ik niet mijn vreugd bederven | Ik kan zonder vliegen leven, wat zal ik nog langer geven | om een vlinder die verdronken is in mei? | Om te leven hoef ik echt geen vlinder meer te zijn.”

Tja, ook nogal zwaarmoedig, maar o zo mooi!

Caïssa gaat verder met een stelling waarin ’de Patriarch’, zoals vijfvoudig wereldkampioen Botwinnik in de Sovjet-Unie werd genoemd, efficiënt afrekent met zijn tegenstander. Hoe wint wit in stelling 4 de partij?

Stelling 4. Botwinnik – Stepanov, Sovjet-Unie 1931

Dan laat Polyhymnia het volgende fragment horen (fragment d):

”Don’t be tempted by the shiny apple | Don’t you eat of a bitter fruit | Hunger only for a taste of justice | Hunger only for a word of truth | ’Cause all that you have is your soul.”

Dat komt al iets meer in de richting van de Kerstboodschap… Van welke zangeres is deze tekst?

Tijd voor de vijfde bijdrage van Caïssa. Hoe slaagt de witspeler erin winnend voordeel te bereiken (stelling 5)?

Stelling 5. Privonitz – Rattmann, correspondentie 1946

De laatste bijdrage (fragment e) van Polyhymnia klinkt als volgt:

”Weiter, weiter ins Verderben, | wir müssen leben, bis wir sterben”

Geen speld tussen te krijgen…

Hierna schotelt Caïssa ons een mooie combinatie voor van de enige Nederlander die ooit wereldkampioen is geworden. Hoe rekent de met zwart spelende Euwe in stelling 6 met zijn tegenstander af?

Stelling 6. Tartakower – Euwe, Venetië 1948

Polyhymnia heeft haar best gedaan en staat haar plaats af aan Calliope. Deze muze laat het volgende stukje literatuur op ons los (passage I):

”Het is tijd voor mijn geest om te ruien. Er valt veel te zeggen voor het schrijven met een veerpen, hoe geaffecteerd ook: met dode veren brengt men woorden tot leven.”

Muziek, literatuur en schaken, het is toch wel een fantastische combinatie!

Gauw door met Caïssa’s volgende bijdrage. Met welke combinatie beslist Taimanov in stelling 7 de partij?

Stelling 7. Taimanov – Koezjminich, Sovjet-Unie 1950

De beurt is vervolgens weer aan Calliope (passage II):

”Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders aan de rand van Haarlem.”

Literatuur die leest als een trein, dit meesterwerk. En prachtig verfilmd ook.

Nu gaan we weer schaken. Caïssa vraagt ons: hoe wint wit de partij in stelling 8?

Stelling 8. Brundtrup – Budrich, Berlijn 1954

Voor de afwisseling duiken we weer de literatuur in. Calliope citeert uit een gesprek over de uitvinding van de automobiel (passage III):

”Eenmaal gerealiseerd kwam het Fordje de mens oneindig vertrouwd voor. Over archetypes gesproken…! Het moet zijn geweest als thuiskomen na een lange reis. Hier was dus zijn heimwee altijd naar uitgegaan! Hoe had hij ook maar kunnen vermoeden dat hij van oorsprong een soort schelpdier was, de mens… een weekdier dat in de loop van de evolutie zijn schaal was kwijtgeraakt en uit dat gemis met behulp van wat overtollige kalk een geraamte had ontwikkeld!”

Het overvloedig gebruik van het beletselteken (de drie puntjes…) kan helpen bij het identificeren van deze auteur…

Vervolgens legt Caïssa ons de volgende stelling voor. Zwart geeft mat in drie (stelling 9). Hoe?

Stelling 9. Droeganov – Pantelejev, correspondentie 1956

Nu weer naar de literatuur. Engelstalig in dit geval. Een fragment dat Calliope in overleg met Caïssa heeft gekozen (passage IV):

”On the third evening of the voyage, having remained in the lounge long after Liza had gone to sleep, he cheerfully accepted a game of chess proposed by the former editor of a Frankfurt newspaper, a melancholy baggy-eyed patriarch in a turtle-neck sweater and plus fours. Neither was a good player; both were addicted to spectacular but quite unsound sacrifices of pieces; each was overanxious to win; and the proceedings were furthermore enlivened by Pnin’s fantastic brand of German (’Wenn Sie so, dann ich so, und Pferd fliegt’).”

Deze auteur is de favoriet van vele schaakspelers, bijvoorbeeld Hans Ree en Gena Sosonko.

Nu Caïssa weer. Hoe beslist Lombardy in stelling 10 de partij?

Stelling 10. Lombardy – Kramer, New York 1958

De volgende passage die Calliope ons voorlegt is in de Kersttijd eveneens toepasselijk (passage V):

”Daar, op die lege plaats, hadden mijn konijnen met hun hoofd op het door bijlslagen uitgeholde hakblok het leven gelaten. De Vlaamse reus, het haas, dat een poos in één hok zat met een jong eendje dat altijd op het pluizige haar van zijn nek ging zitten slapen met zijn kopje nieuwsgierig tussen de lange oren. Het heeft niet geholpen, het heeft ook de bijlslag gekregen. Precies op de plek waar dat donzige eendje had gezeten. Het Hollandertje, dat na de eerste klap, toen mijn vader plotseling even werd weggeroepen, scheef uit de schuur kwam huppelen. En mijn vader die teruggekomen, riep: ’Ik kan het niet meer, ik kan het niet meer.’ En toen mocht het blijven leven. Ik omhelsde mijn vader er stormachtig om, maar de volgende morgen was het toch dood.”

Het is weer de beurt aan Caïssa. Hoe beslist wit in stelling 11 de partij?

Stelling 11. Hemsohn – Heisenrutter, West-Duitsland 1958

Calliope heeft nog een tekst in petto. Voer voor cetologen (passage VI):

”So fare thee well, poor devil of a Sub-Sub, whose commentator I am. Thou belongest to that hopeless, sallow tribe which no wine of this world will ever warm, and for whom even Pale Sherry would be too rosy-strong; but with whom one sometimes loves to sit, and feel poor-devilish, too; and grow convivial upon tears, and say to them bluntly, with full eyes and empty glasses, and in not altogether unpleasant sadness—Give it up, Sub-Sub!”

In de volgende schaakstelling is zwart aan zet. Hoe slaagt Koezmin erin de partij te beslissen (stelling 12)?

Stelling 12. Matochin – Koezmin, Sovjet-Unie 1970

De beurt is weer aan Calliope. Uit welk werk citeert zij de volgende tekst (passage VII)?

”De activiteit waar ik op doel is degene die in het dagelijks spraakgebruik ’kopjes geven’ wordt genoemd. In feite is er geen sprake van iets geven, maar van iets nemen: de kat eigent zich iets toe, hij onttrekt een aai aan de buitenwereld, door gebruik te maken van het relativiteitsprincipe (de kat is dan ook de Einstein onder de dieren). Immers, de normale gang van zaken bij het aaien bestaat uit een contact tussen een bewegende hand en een stilstaand (-zittend, -liggend) dier. De kat evenwel heeft ingezien dat ook de conjunctie van een stilstaande hand (been, schoen, tafelpoot, koelkastdeur) en een bewegend dier een aai oplevert.”

Een bijzonder scherpzinnige waarneming!

Caïssa is een van de weinige godheden waarin het communistische regiem van de Sovjet-Unie geloofde. Hoe maakt haar volgeling Zaitsev in stelling 13 de partij uit?

Stelling 13. Zaitsev – Bontsj-Osmolovski, Sovjet-Unie 1970

Calliope besluit haar bijdragen met een toepasselijk fragment uit een kort verhaal. De ondertitel ervan luidt: ’Een kerstverhaal’. Het gaat over een schuwe, ouwelijke jongeman die voor zijn studie bij een volkse familie op kamers woont, niet veel contact met deze mensen heeft, maar op Kerstavond toch door hen wordt uitgenodigd om bij de familie een potje bier mee te komen drinken (passage VIII):

”Zo kwam hij de trap op en de kamer binnen waar ze allemaal bijeen zaten. En daar stond dus die rare kerel, die boekenwurm met dat muizengezicht. De mannen daar in die kamer keken hem tegemoet met een vriendelijke ironie en knipoogden tegen elkaar terwijl die ene zoon hem alvast een pot bier in schonk. En toen overhandigde hij zijn tuiltjes bloemen. Eerst aan de vrouw des huizes die sinds haar trouwen natuurlijk nooit meer bloemen aangeboden had gekregen, van haar man niet, van niemand, en die daardoor misschien dacht dat bloemen geven eigenlijk alleen maar past als er getrouwd wordt; in ieder geval voelde ze zich nogal opgelaten met haar astertjes. Maar dat kwam er niet op aan, want toen schonk hij zijn anjers aan de dochter. En die glimlachte niet zodat haar gezicht een en al liefelijkheid werd, o neen! Integendeel, ze keek hem diep-ernstig, bijna ontsteld aan, en dat was veel meer dan hij ooit had durven dromen. Het was een duizelingwekkende ervaring die trouwens geen droom je ooit kan geven. Het was de ervaring dat je als man indruk had gemaakt…”

Tot zover dit fragment uit een werk van de naar mijn bescheiding mening beste schrijfster die Nederland ooit heeft voortgebracht.

We zijn alweer toe aan de laatste bijdrage van Caïssa. Haar vraag luidt: hoe wint wit stelling 14?

Stelling 14. Hübner – Nunn, Johannesburg 1981

Tenslotte, bij wijze van uitsmijter, nog een samenwerkingsproject tussen Calliope en Caïssa. Voor de fijnproevers!

Calliope citeert een passage uit de Engelstalige literatuur, en vervolgens stelt Caïssa hierover een vraag. We beginnen met de tekst:

”The Sheep took the money, and put it away in a box: then she said ´I never put things into people’s hands—that would never do—you must get it for yourself.´And so saying, she went off to the other end of the shop, and set the egg upright on a shelf.”

De tweeledige vraag die Caïssa bij wijze van uitsmijter over deze passage stelt luidt:

* welk schaakstuk wordt hier beschreven? | * welke zet voert dit schaakstuk uit?

Geen makkelijke opgave, maar we hebben de hele Kerstvakantie om alle puzzels op te lossen!