Eervolle nederlaag A-team in Oss

Door Leon

Op maandag 30 september speelde ons A-team in Oss een bekerwedstrijd voor de Brabantse bond tegen OSV A. Een bijzondere wedstrijd, want aan het eerste bord van OSV A speelt Loek van Wely, voormalig wereldtopper en nog steeds een bijzonder sterk schaker, hoewel hij niet veel toernooien meer speelt.

Drie jaar geleden speelde ons A-team ook al tegen OSV A, en toen mocht ik het op bord 1 tegen Loek opnemen. Het resultaat was een korte en stevige nederlaag. Maar de ervaring was onvergetelijk!

Na enig overleg besloten we deze keer de eer aan Sven te laten. Hij mocht proberen er tegen Loek op bord 1 iets van te maken. Aan de borden 2, 3 en 4 speelden respectievelijk Bent, ikzelf en David.

Van tevoren hadden we weliswaar veel zin in de wedstrijd, maar we waren realistisch genoeg om onszelf niet veel kans te geven. Oss beschikt immers behalve over Van Wely over nog twee titelhouders: FM Fred Hallebeek en IM Nico Schouten.

Maar toen we eenmaal achter de borden zaten en de foto’s waren genomen, leek er zowaar lange tijd een goed resultaat in te zitten!

Op het eerste bord had Sven het, met wit, zoals te verwachten bijzonder lastig tegen Loek. Hij hield zich staande maar kwam langzamerhand in de knoei doordat zwart gestaag terreinwinst boekte op de damevleugel zonder dat wit echt iets kon uitrichten in het centrum of op de koningsvleugel.

Maar op de overige borden zag het er best goed uit. Bent speelde op bord twee met zwart tegen Fred Hallebeek, en ik had de indruk dat hij de openingsproblemen bijzonder goed oploste.

Aan de andere kant naast mij speelde, eveneens met zwart, David. Ook hier had ik de indruk dat hij best goed uit de opening kwam.

Zelf speelde ik met wit op bord 3 tegen Henk van der Wijst, een oude bekende van het Zomerschaak in Rosmalen. Ook bij mij ging het best aardig. Ik kwam zeker niet slecht uit de opening en zwart stond onder lichte maar hinderlijke druk.

Dat bood perspectieven: ook als het eerste bord verliest, kun je de wedstrijd natuurlijk nog best winnen. Voor aanvang van de wedstrijd informeerden we naar de regels voor het geval het 2-2 zou eindigen. Bij 4 remises wordt er dan geloot, maar bij elke andere variant van een 2-2 gelijkspel zou het laatste bord afvallen.

Na een paar uur spelen bleek het op bord 4 helaas plotseling mis te zijn gegaan: David had een stuk weggegeven, waardoor de stand op 1-0 voor OSV kwam.

Op bord 1 kwam Sven steeds meer in de verdrukking, maar Bent had inmiddels afgewikkeld naar een eindspel met vier torens en twee pluspionnen. Van de zijkant leek het mij dat Bent goede winstkansen had, en zelf stond ik ook nog steeds goed, terwijl mijn tegenstander niet veel tijd meer had.

Wanneer Bent en ik erin zouden slagen onze partij te winnen, zou de eindstand 2-2 zijn, maar omdat bord 4 afvalt, zou dat betekenen dat wij door zouden gaan!

Helaas greep Bent in het eindspel mis. Hij had met zwart twee torens en de e-, f-, g- en h-pion, terwijl wit de beschikking had over twee torens en de c- en d-pion. Twee pionnen meer voor zwart, maar de witte pionnen waren beduidend verder opgerukt en het was bijzonder moeilijk deze pionnen te stoppen. Zoals Loek achteraf zei: ’twee lopen harder dan vier’.

De analyse achteraf wees uit dat Bent op winst stond, maar één vergissing en de bordjes waren verhangen. De hardlopende witte pionnen gaven de doorslag en zwart moest opgeven. Erg jammer van een zeer goed opgezette partij.

Daarmee kwam de stand op 2-0 in het voordeel van OSV.

Niet veel later moest ook Sven op bord 1 opgeven. Achteraf bleek dat Loek volgens de computer eigenlijk steeds de sterkste zet had gedaan en daar valt voor een gewone sterveling natuurlijk niet tegenop te boksen.

Zelf won ik uiteindelijk een mooie partij. Ik voeg de stelling bij na mijn zet 22. Tee8.

Leon – Henk, na 22. Tee8

Het komt niet vaak voor dat wit zijn torens op d8 en e8 heeft kunnen brengen zonder dat zwart zijn dameloper zelfs maar heeft kunnen ontwikkelen!

Na 22… Td6 23. Txf8† Pxf8 24. Dxd6 gaf Henk op.

De eindstand werd hiermee 3-1 voor OSV.

Een erg leuke avond, waarin we als team zeker niet kansloos zijn geweest.

OSV A

2134

 

De Kentering A

1941

 

IGM Loek van Wely

2634

 

Sven Jansen

1921

1-0

FM Fred Hallebeek

2124

 

Bent Schleipfenbauer

2054

1-0

Henk van der Wijst

1967

 

Leon ter Beek

1898

0-1

Jody Ummels

1812

 

David Bruggeman

1890

1-0

 

 

 

 

 

3-1

 

 

De Drie Torens B – De Kentering A

Door Leon

Op maandagavond 22 september speelde het team van De Kentering A zijn eerste wedstrijd in de avondcompetitie van de NBSB.

Nadat we vorig seizoen op onze sloffen kampioen waren geworden in de tweede klasse, mogen we het dit jaar proberen in klasse B1.

Tegenstander was De Drie Torens B uit Tilburg. Voor mij was het een wedstrijd tegen een club die ik helemaal niet kende.

We hebben dit jaar vers bloed in het team: Bent Schleipfenbauer is onze nieuwe kopman. Bovendien is dit jaar Olaf Soons de teamleider. Verder speelden Nico van Brakel en ik in het team.

Aan het derde bord speelde ik met wit tegen Huub Leemans. In de opening vergiste ik mij in de zetvolgorde, waardoor zwart de dames kon afruilen. Na de negende zet van wit was de volgende stelling ontstaan:

Leon – Huub na 9. Pxc4

De stelling is niet zo eenvoudig als het lijkt. Wit kan niet meer rokeren en zwart valt pion f2 aan, maar dat laatste is geen echte dreiging. Zwart kan namelijk wel 9… Lxf2 spelen, maar dan volgt 10. Pd6†. Wanneer zwart dan met de koning zijn pion op f7 dekt met 10… Ke7, wint wit de kwaliteit met 11. Pxc8 Txc8 12. Lxb7. Speelt zwart daarentegen 10… Kd7, dan volgt 11. Pxf7 Tf8 12. Pe5† en wit heeft zijn pion terug.

Een interessante mogelijkheid in deze stelling, waarover ik mij nogal zorgen maakte, is 9… Pg4. Dit lijkt heel sterk voor zwart, maar in de analyse na afloop bleek dat het voor zwart toch niet gemakkelijk is concreet voordeel te behalen. Zwarts probleem is dat de witte loper op g2 oersterk is: die houdt in zijn eentje de zwarte damevleugel op slot en dat geeft wit altijd voldoende compensatie. Bovendien moet zwart ook steeds op zijn hoede zijn voor een plofpaard op b6 of d6.

Na 9… Pg4 kunnen bijzonder ingewikkelde varianten ontstaan. Het zou bijvoorbeeld als volgt verder kunnen gaan:

9… Pg4 10. Kc2 (ook 10. Ke1 is mogelijk) 10… Pxf2 11. Tf1 en nu is de volgende stelling ontstaan:

Leon – Huub, analyse na 11. Tf1

De zwarte loper beschermt zowel het veld b6 als het veld d6, en wit kan daarvan profiteren door na 11… e5 12. b4 te spelen, een mogelijkheid die ik ook tijdens de partij al had gezien. De loper kan niet op b4 slaan, want dan wint 12. Pb6 een stuk. Na bijvoorbeeld 12… Ld4 (ook 12… La7 is mogelijk) 13. Lb2 La7 zijn we bij de volgende stelling aanbeland:

Leon – Huub, analyse na 13… La7

Wit zou nu direct 14. Pd6† kunnen spelen, maar hij beschikt over een verrassende tussenzet, die de bedoeling heeft zijn loper in de aanval te betrekken: 14. b5. Zwart moet de pion wel slaan, want wit dreigt 15. b6 met stukwinst en 14… b6 gaat niet omdat het paard op f2 komt te hangen. Er volgt dan bijvoorbeeld 14… axb5 15. Pd6† Ke7 16. La3 en nu is de stelling als volgt:

Leon – Huub, analyse na 16. La3

Op zijn beurt moet zwart nu zijn b-pion opgeven: 16… b4 17. Lxb4 Ke6 18. Pbc3 Pc6 19. Ld5† Kd7 20. Lxc6† bxc6 21. Pxf7 en de stelling is als volgt:

Leon – Huub, analyse na 21. Pxf7

Een schilderachtig tafereel, met de beide paarden op f2 en f7! De stelling is nog steeds (!) in evenwicht na 21… Te8 22. Pd6 Tg8 23. Pxc8 Tgxc8 24. Pd1 Pxd1 25. Tfxd1†, waarna de stelling eindelijk wat overzichtelijker is geworden:

Leon – Huub, analyse na 25. Tfxd1†

Deze stelling is helemaal gelijk. Maar in de praktijk zou het voor beide partijen erg lastig zijn geweest telkens het juiste pad te vinden.

Tot zover deze lange analysevariant. Terug naar de partij!

Huub koos niet voor 9… Pg4 maar speelde 9… Pc6. Om vervelende schaakjes op b4 of d4 te voorkomen sloeg ik dit paard er meteen af en na 10. Lxc6† bxc6 stond de volgende stelling op het bord.

Leon – Huub na 10… bxc6

Ik ben nu weliswaar mijn mooie loper kwijt, maar zwart heeft twee zwakke pionnen op de damevleugel. Bovendien kan hij niet echt profiteren van het loperpaar. Ik had namelijk gezien dat ik zijn zwarte loper kon afruilen met 11. Le3. Zwart moet wel ruilen, want als de loper wijkt komt ofwel veld d6 ofwel veld b6 voor mijn paard vrij. In beide gevallen verliest zwart alsnog het loperpaar. Na afruil komt mijn paard op e3 terecht en daar staat het prachtig: het houdt de zwarte loper weg van f5 en het zwarte paard van g4.

Zwart speelde dus 11… Lxe3 en na 12. Pe3 Ke7 13. Kc2 e5 14. Pc3 besloten we tot remise (zie diagram).

Leon – Huub, slotstelling na 14. Pc3

Zwart heeft zwakke pionnen maar compensatie in zijn sterke centrale positie. Ik zou f3 kunnen spelen en een paard op c5 zetten en dan ziet de witte stelling er mooi uit, maar ik zag geen mogelijkheid om verder te komen. Ook de computer waardeert de stelling als volstrekt in evenwicht.

Dit eerste resultaat bracht de tussenstand in de wedstrijd op ½-½. Op het eerste bord was Bent in een strategisch Siciliaans gevecht verwikkeld terwijl Nico er in zijn partij op bord 2 een onoverzichtelijke toestand van had gemaakt.

Op bord 4 speelde Olaf met zwart tegen Dennis de Vroe. Na een Weense opening, waarmee Olaf niet echt vertrouwd was, ontstond er een stelling met ongeveer gelijke kansen. Wit beging echter met 14. Pf4 een lichte onnauwkeurigheid (zie diagram).

Dennis – Olaf na 14. Pf4

Olaf profiteerde onmiddellijk met de mooie zet 14… Lc4! Wit moet deze loper slaan en na 15. Dxc4 Txe3 had Olaf de e-lijn veroverd (zie diagram).

Dennis – Olaf na 15… Txe3

Enkele zetten later beging wit opnieuw een onnauwkeurigheid toen hij 20. Tde1 speelde (zie diagram).

Dennis – Olaf na 20. Tde1

Olaf ruilde hier de torens op e1, maar met 20… Lb6! had hij in het voordeel kunnen komen. Zoals Olaf zelf zegt was het psychologisch moeilijk om deze zet te doen, omdat hij drie zetten eerder juist de loper van b6 naar c7 had gespeeld. Nu de loper weer naar b6 spelen voelt toch aan als het ’terugnemen’ van een zet en dat doe je niet graag. Toch had zwart dit moeten doen, want na 21. Txe3 (ook na bijvoorbeeld 21. a4 Td8 gaat pion d4 verloren) 21… Dxe3 gaat zwart pion d4 veroveren, bijvoorbeeld na 22. Te1 Dxd4 23. Dxd4 Lxd4. Zie analysediagram.

Dennis – Olaf, analyse na 23… Lxd4

Zoals het ging kwam Olaf niet verder en in de stelling na 25… Te8 gaf hij de partij remise. Een prima resultaat tegen een sterke tegenstander en een geslaagd debuut als teamleider van het eerste!

Denis – Olaf, slotstelling na 25… Te8

De stand in de wedstrijd kwam hiermee op 1-1.

Op bord 1 en 2 was de strijd inmiddels nog in volle gang. Onze kopman, Bent, met wit spelend tegen Jaap Weel, was verwikkeld in een volbloed Siciliaan waarin nog bijna alle stukken op het bord stonden. Zie het diagram na wits zestiende zet.

Bent – Jaap na 16. De2

Veel Siciliaanser dan dit kan een stelling niet worden! Wit heeft zijn koningsvleugelpionnen naar voren gebracht en zwart gaat op de damevleugel in de aanval. Beide partijen hebben hun koning wijselijk nog in het midden gehouden, en de strijd kan nog alle kanten op.

Langzamerhand bleek wits aanval op de koningsvleugel echter stil te vallen bij gebrek aan aanknopingspunten, terwijl zwart op de damevleugel wel vooruitgang boekte. Hij bracht zijn a- en b-pion naar voren en wit kon daar, ondanks lang nadenken, niets tegenover stellen. In de volgende diagramstelling, na 37… Pb3, is de situatie voor wit zo kritiek geworden dat hij alleen nog op een schwindel kan hopen.

Bent – Jaap na 37… Pb3

En… die komt er! Met nog precies 7 seconden op de klok speelt Bent hier 38. Tc7. Zie volgend diagram.

Bent – Jaap na 38. Tc7

Wanneer zwart nu op d5 slaat, kan wit opgeven. Maar Jaap, die nog meer dan drie minuten bedenktijd had, dacht niet na en speelde 38… a1D. Dit is echter precies waar Bent op had gehoopt! Hij blitzte de zet 39. Txf7† eruit, waarna zwart 39… Kg8 moest spelen (zie diagram).

Bent – Jaap na 39… Kg8

En nu komt de zet die Jaap bij het uitvoeren van zijn 38e zet waarschijnlijk heeft overzien, namelijk 40. Pe7†. Zwart is opnieuw gedwongen zijn koning te spelen, en na 40… Kh8 41. Txd8† realiseerde Jaap zich dat hij mat ging! Onthutst maar beheerst gaf zwart op. ’Sorry’, zei Bent…

Bent – Jaap, slotstelling na 41. Td8†

Dit bracht de tussenstand op 2-1 in ons voordeel. Nico had inmiddels duidelijk voordeel verkregen en ondanks het bepaald onalledaagse karakter van de stelling had hij weinig moeite de vis op het droge te krijgen.

Daarmee was de eindstand 3-1 voor De Kentering A. Een prima begin van het seizoen!

De Drie Torens B

1914

 

De Kentering A

1926

 

Jaap Weel

1984

 

Bent Schleipfenbauer

2054

0-1

Berry Brand

1874

 

Nico van Brakel

1951

0-1

Huub Leemans

1946

 

Leon ter Beek

1898

½-½

Dennis de Vroe

1851

 

Olaf Soons

1801

½-½

 

 

 

 

 

1-3

 

Ellende in de Benoni

Door Leon

In de eerste ronde van de interne competitie, op maandag 25 augustus, stond voor mij meteen een partij op het programma tegen de nummer twee van vorig seizoen, Ton Snoeren.

Ik opende met 1. d4 en zwart bracht een Benoni op het bord. Dit is weliswaar Hebreeuws (בֶּן-אוֹנִי) voor ’zoon van mijn ellende’, maar desalniettemin een gerespecteerde opening, die graag wordt aangewend door agressief ingestelde zwartspelers.

De opening voltrok zich langs bekende lijnen en nadat ik 13. Ta3 had gespeeld was de stelling als volgt (zie diagram 1).

Leon – Ton, stelling na 13. Ta3

Bij bestudering van deze positie valt op dat wit ruimtevoordeel heeft. Hij kan werken met de dreiging e4-e5 en eventueel op de koningsvleugel aanvallen.

Zwart moet tegenspel op de damevleugel zoeken. Met dat doel heeft hij zijn toren op b8, zijn paard op c7 en zijn loper op d7 zo neergezet dat ze de opstoot b7-b5 ondersteunen.

Mijn laatste zet, 13. Ta3, had tot doel eventueel de torens op de a-lijn te verdubbelen wanneer het daadwerkelijk tot b7-b5 zou komen en de a-lijn open zou komen.

Ton speelde nu de lang voorbereide zet 13… b7-b5, maar had daarbij niet lang genoeg gekeken naar de stelling die ontstaat nadat er massaal op b5 is geruild.

Er volgde: 14. axb5 axb5  15. Pxb5 Pxb5  16. cxb5, waarna de volgende stelling ontstond:

Leon – Ton, stelling na 16. cxb5

Hier had Ton even moeten nadenken en 16… 0-0 moeten spelen. Dan is de stelling ongeveer in evenwicht. De computer geeft wit een heel licht plusje, maar zwart heeft meer dan voldoende tegenspel.

In plaats daarvan speelde Ton automatisch 16… Lxb5. Maar na deze zet wreekt zich het feit dat zwart nog niet heeft gerokeerd. Ik speelde 17. Lxb5 en na 17… Txb5 volgde 18. Da4 (zie stelling 3).

Leon – Ton, stelling na 18. Da4

Deze penning van de toren had zwart over het hoofd gezien toen hij 13… b5 speelde. Voor zwart is goede raad nu duur. Hij kan de gepende toren niet wegspelen en moet hem dus dekken. Dat kan alleen met de dame. Ik had gezien dat zwart 18… Db8 of 18… Db6 kon spelen en dat ik dan met 19. Tb3 de toren zou winnen.

Ton speelde het alternatief: 18… Dd7, waarna de volgende stelling ontstond:

Leon – Ton, stelling na 18… Dd7

Nu werkt 19. Tb3 niet, want zwart kan gewoon 19… Txb3 spelen. Maar er blijkt een mooi geometrisch motief in de stelling te zitten.

Wit speelde 19. Da8† (zie stelling 4) en Ton gaf op!

Leon – Ton, stelling na 19. Da8†

Het is inderdaad helemaal uit. Zwart is gedwongen 19… Dd8 te spelen, maar dan volgt 20. Dc6† (zie volgend analysediagram).

Leon – Ton, analyse na 20. Dc6†

Om de toren niet te verliezen moet zwart nu weer 20… Dd7 spelen, maar dan leidt 21. Ta8+ tot mat (zie stelling 7).

Leon – Ton, analyse na 21. Ta8†

Een fraaie stelling: zwart moet 21… Tb8 doen en staat dan mat na 22. Txb8#.

Voor mij een goed begin van de interne!

Gouden regen

Door Leon

Tijdens deze vakantiedagen ben ik wat oude schaakboeken aan het doorbladeren. Een van de eerste schaakboeken die ik als kind van mijn ouders cadeau kreeg, was een klein boekje van Theo Schuster, getiteld: ”Onvergetelijke schaakpartijen 1. Lotgevallen van beroemde schaakmeesters, hoe ze streden, overwonnen en verloren. Van Morphy tot Tarrasch”, verschenen te Zutphen ergens in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Naast de boeken van Bouwmeester en Euwe vormde dit werkje (samen met deel 2: ”De drie wereldkampioenen Lasker, Capablanca, Aljechin”) mijn eerste kennismaking met beroemde partijen van grootheden uit het verleden. Ik heb ze stukgelezen!

Breslau 1912

In deel 1 beschrijft Schuster een fragment uit een partij uit het toernooi van Breslau 1912 dat werd georganiseerd in het kader van het 18e congres van de Duitse Schaakbond. Breslau was de geboortestad van de schaakgrootheden Adolf Anderssen (1818-1879) en Siegbert Tarrasch (1862-1934). Het was de derde stad van het Duitse keizerrijk, na Berlijn en Hamburg. Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog kwam de stad in Polen te liggen, en tegenwoordig is de naam Wrocław.

Toppers uit de 19e eeuw

Anderssen, leraar wiskunde van beroep, werd sinds zijn winst in het eerste schaaktoernooi dat ooit werd georganiseerd, in Londen 1851, beschouwd als de beste speler van de wereld, totdat hij in december 1858 door de Amerikaan Paul Morphy in een tweekamp te Parijs met 8-3 werd verslagen. Nadat Morphy zich al snel uit het schaakleven had teruggetrokken, was Anderssen wederom de sterkste speler ter wereld, totdat hij in 1866 een match tegen Wilhelm Steinitz met 8-6 verloor (geen remises!).

Siegbert Tarrasch was in de jaren ’80 en ’90 van de negentiende eeuw een van de sterkste spelers van de wereld. Ook hij was geen beroepsschaker, want hij had een huisartsenpraktijk in Nürnberg. In 1908 verloor hij een match om het wereldkampioenschap tegen de regerend wereldkampioen Emanuel Lasker met 10½-5½.

In het toernooi te Breslau van 1912 speelde ook Tarrasch mee, en hij eindigde in zijn geboortestad op een verdienstelijke gedeelde 4e en 5e plaats met 11 punten uit 17 partijen, één punt achter de gezamenlijke winnaars Duras en Rubinstein en een half punt achter Teichmann.

Frank Marshall

In het toernooi van 1912 nam ook de Amerikaanse schaker Frank Marshall (1877-1944) deel. Hij is vooral bekend van het gambiet in de Spaanse opening dat hij in een partij tegen Capablanca in New York 1918 introduceerde en dat nog steeds zijn naam draagt. In 1907 speelde hij een match tegen wereldkampioen Emanuel Lasker die hij verloor met 10½-3½. Hij was kampioen van de Verenigde Staten van 1909 tot 1936. In Breslau behaalde hij met 9½ punt de zesde prijs.

Lees verder na de Lees verder tag
Lees verder

Edele eenvoud

Door Leon

Onlangs viel mijn oog op drie eindspelstudies. Ik presenteer ze hieronder. Naar mijn smaak is de oplossing in alle gevallen bijzonder elegant.

Stelling 1 is een probleem dat bedacht is door P. Heuäcker. De opgave luidt: hoe wint wit deze stelling?

Tip: de sleutel tot de oplossing is natuurlijk de h-pion…

Stelling 1 (Heuäcker). Wit aan zet wint.

Stelling 2 is een probleem van Emanuel Lasker, wereldkampioen van 1894 tot 1921. Ook hier luidt de opgave: hoe wint wit?

Tip: een eindspel van koning + dame tegen koning + toren is eenvoudig gewonnen…

Stelling 2 (Lasker). Wit aan zet wint.

Tenslotte een van de beroemdste eindspelstudies uit de geschiedenis. Stelling 3 is een probleem van R.S. Saavedra. Ook hier is de opgave: hoe wint wit deze stelling? De winstvoering is hier wat ingewikkelder dan in de beide vorige stellingen.

Tip: probeer telkens de meest logische zet te vinden, en niet te vroeg opgeven!

Stelling 3 (Saavedra). Wit aan zet wint.

Wie kan de problemen oplossen?