Kerstkwis

Door Leon

Het is Kerstmis, de eerste helft van het schaakseizoen zit er bijna op. Het schaakleven op de club en in de competitie ligt enkele weken stil en voor de rechtgeaarde schaker is dat even afkicken.

Maar niet getreurd. Zoals ooit de drie koningen hun gaven aan het pasgeboren Kerstkindje aanboden, zo komen ons nu Caïssa, Polyhymnia en Calliope te hulp!

Caïssa, de godin van de schaakkunst, levert ons 14 stellingen uit schaakpartijen die zij als puzzels presenteert. Zij heeft deze stellingen opgediept uit de volgende twee boeken: C.H.O’D. Alexander, ’Partij-stellingen’, Baarn 1974 en L. Polgár, ’Middlegames’, Köln 1998. Wie slaagt erin de winnende zet of combinatie te vinden?

Polyhymnia, de muze van de zangkunst, test onze kennis van de popmuziek door ons vijf citaten uit liedteksten voor te leggen. Wie herkent ze?

Tenslotte houdt Calliope, de muze van de literatuur, ons acht passages uit bekende en minder bekende werken uit de literatuur voor. Wie kan ze identificeren?

We eindigen met een uitsmijter, waarin Calliope en Caïssa eendrachtig samenwerken…

Genoeg bij wijze van inleiding! We gaan beginnen met de kwis, en laten Caïssa de spits afbijten.

Zij heeft haar fragmenten chronologisch geordend en toont hier een stelling uit een partij van Zukertort. Hoe beslist wit op fraaie wijze de partij (stelling 1)?

Stelling 1. Zukertort – Englisch, Londen 1883

Zukertort begon dit monstertoernooi met 22 uit 23, won het met 22 uit 26 en eindigde drie volle punten voor zijn grote concurrent Steinitz. Drie jaar later, in 1886, won Steinitz hun onderlinge match, de eerste officiële om het wereldkampioenschap, met 12½-7½.

Hierna laat Polyhymnia voor het eerst van zich horen (fragment a):

”The Eastern world, it is exploding, | violence flaring, bullets loading. | You’re old enough to kill, but not for voting, | you don’t believe in war, but what’s that gun you’re toting?”

Hmm, mooi gezegd en overtuigend gezongen, maar niet echt bevorderlijk voor het Kerstgevoel, ben ik bang.

Gauw door naar Caïssa’s volgende stelling. Een klassieker. Met welke prachtige zettenreeks dwingt Adams zwart op de knieën?

Stelling 2. Adams – Torre, New Orleans 1920

Het tweede fragment van Polyhymnia komt uit een nummer dat niet eens in de Top 2000 staat. Onbegrijpelijk, als je het mij vraagt. Ik vind het misschien wel het beste popnummer dat ooit is geschreven (fragment b):

”I heard the sound of a thunder that roared out a warnin’ | I heard the roar of a wave that could drown the whole world | I heard one hundred drummers whose hands were a-blazing | I heard ten-thousand whispering and nobody listening | I heard one person starve, I heard many people laughin’ | I heard the song of a poet who died in the gutter | I heard the sound of a clown who cried in the alley”

Niet meer dan verdiend dat deze zanger in 2016, mede op voorspraak van Calliope, de Nobelprijs voor de literatuur heeft gewonnen…

In Caïssa’s volgende partijstelling is zwart aan zet. Hoe beslist Stoltz de partij?

Stelling 3. Pirć – Stoltz, Praag 1931

Voor haar derde fragment switcht Polyhymnia naar de Nederlandstalige muziek (fragment c):

”Om te leven dacht ik je zou een vlinder moeten zijn, | om te vliegen heel ver weg van alle leven, alle pijn, | maar ik heb niet langer hinder van jaloers zijn op een vlinder | als zelfs vlinders moeten sterven laat ik niet mijn vreugd bederven | Ik kan zonder vliegen leven, wat zal ik nog langer geven | om een vlinder die verdronken is in mei? | Om te leven hoef ik echt geen vlinder meer te zijn.”

Tja, ook nogal zwaarmoedig, maar o zo mooi!

Caïssa gaat verder met een stelling waarin ’de Patriarch’, zoals vijfvoudig wereldkampioen Botwinnik in de Sovjet-Unie werd genoemd, efficiënt afrekent met zijn tegenstander. Hoe wint wit in stelling 4 de partij?

Stelling 4. Botwinnik – Stepanov, Sovjet-Unie 1931

Dan laat Polyhymnia het volgende fragment horen (fragment d):

”Don’t be tempted by the shiny apple | Don’t you eat of a bitter fruit | Hunger only for a taste of justice | Hunger only for a word of truth | ’Cause all that you have is your soul.”

Dat komt al iets meer in de richting van de Kerstboodschap… Van welke zangeres is deze tekst?

Tijd voor de vijfde bijdrage van Caïssa. Hoe slaagt de witspeler erin winnend voordeel te bereiken (stelling 5)?

Stelling 5. Privonitz – Rattmann, correspondentie 1946

De laatste bijdrage (fragment e) van Polyhymnia klinkt als volgt:

”Weiter, weiter ins Verderben, | wir müssen leben, bis wir sterben”

Geen speld tussen te krijgen…

Hierna schotelt Caïssa ons een mooie combinatie voor van de enige Nederlander die ooit wereldkampioen is geworden. Hoe rekent de met zwart spelende Euwe in stelling 6 met zijn tegenstander af?

Stelling 6. Tartakower – Euwe, Venetië 1948

Polyhymnia heeft haar best gedaan en staat haar plaats af aan Calliope. Deze muze laat het volgende stukje literatuur op ons los (passage I):

”Het is tijd voor mijn geest om te ruien. Er valt veel te zeggen voor het schrijven met een veerpen, hoe geaffecteerd ook: met dode veren brengt men woorden tot leven.”

Muziek, literatuur en schaken, het is toch wel een fantastische combinatie!

Gauw door met Caïssa’s volgende bijdrage. Met welke combinatie beslist Taimanov in stelling 7 de partij?

Stelling 7. Taimanov – Koezjminich, Sovjet-Unie 1950

De beurt is vervolgens weer aan Calliope (passage II):

”Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders aan de rand van Haarlem.”

Literatuur die leest als een trein, dit meesterwerk. En prachtig verfilmd ook.

Nu gaan we weer schaken. Caïssa vraagt ons: hoe wint wit de partij in stelling 8?

Stelling 8. Brundtrup – Budrich, Berlijn 1954

Voor de afwisseling duiken we weer de literatuur in. Calliope citeert uit een gesprek over de uitvinding van de automobiel (passage III):

”Eenmaal gerealiseerd kwam het Fordje de mens oneindig vertrouwd voor. Over archetypes gesproken…! Het moet zijn geweest als thuiskomen na een lange reis. Hier was dus zijn heimwee altijd naar uitgegaan! Hoe had hij ook maar kunnen vermoeden dat hij van oorsprong een soort schelpdier was, de mens… een weekdier dat in de loop van de evolutie zijn schaal was kwijtgeraakt en uit dat gemis met behulp van wat overtollige kalk een geraamte had ontwikkeld!”

Het overvloedig gebruik van het beletselteken (de drie puntjes…) kan helpen bij het identificeren van deze auteur…

Vervolgens legt Caïssa ons de volgende stelling voor. Zwart geeft mat in drie (stelling 9). Hoe?

Stelling 9. Droeganov – Pantelejev, correspondentie 1956

Nu weer naar de literatuur. Engelstalig in dit geval. Een fragment dat Calliope in overleg met Caïssa heeft gekozen (passage IV):

”On the third evening of the voyage, having remained in the lounge long after Liza had gone to sleep, he cheerfully accepted a game of chess proposed by the former editor of a Frankfurt newspaper, a melancholy baggy-eyed patriarch in a turtle-neck sweater and plus fours. Neither was a good player; both were addicted to spectacular but quite unsound sacrifices of pieces; each was overanxious to win; and the proceedings were furthermore enlivened by Pnin’s fantastic brand of German (’Wenn Sie so, dann ich so, und Pferd fliegt’).”

Deze auteur is de favoriet van vele schaakspelers, bijvoorbeeld Hans Ree en Gena Sosonko.

Nu Caïssa weer. Hoe beslist Lombardy in stelling 10 de partij?

Stelling 10. Lombardy – Kramer, New York 1958

De volgende passage die Calliope ons voorlegt is in de Kersttijd eveneens toepasselijk (passage V):

”Daar, op die lege plaats, hadden mijn konijnen met hun hoofd op het door bijlslagen uitgeholde hakblok het leven gelaten. De Vlaamse reus, het haas, dat een poos in één hok zat met een jong eendje dat altijd op het pluizige haar van zijn nek ging zitten slapen met zijn kopje nieuwsgierig tussen de lange oren. Het heeft niet geholpen, het heeft ook de bijlslag gekregen. Precies op de plek waar dat donzige eendje had gezeten. Het Hollandertje, dat na de eerste klap, toen mijn vader plotseling even werd weggeroepen, scheef uit de schuur kwam huppelen. En mijn vader die teruggekomen, riep: ’Ik kan het niet meer, ik kan het niet meer.’ En toen mocht het blijven leven. Ik omhelsde mijn vader er stormachtig om, maar de volgende morgen was het toch dood.”

Het is weer de beurt aan Caïssa. Hoe beslist wit in stelling 11 de partij?

Stelling 11. Hemsohn – Heisenrutter, West-Duitsland 1958

Calliope heeft nog een tekst in petto. Voer voor cetologen (passage VI):

”So fare thee well, poor devil of a Sub-Sub, whose commentator I am. Thou belongest to that hopeless, sallow tribe which no wine of this world will ever warm, and for whom even Pale Sherry would be too rosy-strong; but with whom one sometimes loves to sit, and feel poor-devilish, too; and grow convivial upon tears, and say to them bluntly, with full eyes and empty glasses, and in not altogether unpleasant sadness—Give it up, Sub-Sub!”

In de volgende schaakstelling is zwart aan zet. Hoe slaagt Koezmin erin de partij te beslissen (stelling 12)?

Stelling 12. Matochin – Koezmin, Sovjet-Unie 1970

De beurt is weer aan Calliope. Uit welk werk citeert zij de volgende tekst (passage VII)?

”De activiteit waar ik op doel is degene die in het dagelijks spraakgebruik ’kopjes geven’ wordt genoemd. In feite is er geen sprake van iets geven, maar van iets nemen: de kat eigent zich iets toe, hij onttrekt een aai aan de buitenwereld, door gebruik te maken van het relativiteitsprincipe (de kat is dan ook de Einstein onder de dieren). Immers, de normale gang van zaken bij het aaien bestaat uit een contact tussen een bewegende hand en een stilstaand (-zittend, -liggend) dier. De kat evenwel heeft ingezien dat ook de conjunctie van een stilstaande hand (been, schoen, tafelpoot, koelkastdeur) en een bewegend dier een aai oplevert.”

Een bijzonder scherpzinnige waarneming!

Caïssa is een van de weinige godheden waarin het communistische regiem van de Sovjet-Unie geloofde. Hoe maakt haar volgeling Zaitsev in stelling 13 de partij uit?

Stelling 13. Zaitsev – Bontsj-Osmolovski, Sovjet-Unie 1970

Calliope besluit haar bijdragen met een toepasselijk fragment uit een kort verhaal. De ondertitel ervan luidt: ’Een kerstverhaal’. Het gaat over een schuwe, ouwelijke jongeman die voor zijn studie bij een volkse familie op kamers woont, niet veel contact met deze mensen heeft, maar op Kerstavond toch door hen wordt uitgenodigd om bij de familie een potje bier mee te komen drinken (passage VIII):

”Zo kwam hij de trap op en de kamer binnen waar ze allemaal bijeen zaten. En daar stond dus die rare kerel, die boekenwurm met dat muizengezicht. De mannen daar in die kamer keken hem tegemoet met een vriendelijke ironie en knipoogden tegen elkaar terwijl die ene zoon hem alvast een pot bier in schonk. En toen overhandigde hij zijn tuiltjes bloemen. Eerst aan de vrouw des huizes die sinds haar trouwen natuurlijk nooit meer bloemen aangeboden had gekregen, van haar man niet, van niemand, en die daardoor misschien dacht dat bloemen geven eigenlijk alleen maar past als er getrouwd wordt; in ieder geval voelde ze zich nogal opgelaten met haar astertjes. Maar dat kwam er niet op aan, want toen schonk hij zijn anjers aan de dochter. En die glimlachte niet zodat haar gezicht een en al liefelijkheid werd, o neen! Integendeel, ze keek hem diep-ernstig, bijna ontsteld aan, en dat was veel meer dan hij ooit had durven dromen. Het was een duizelingwekkende ervaring die trouwens geen droom je ooit kan geven. Het was de ervaring dat je als man indruk had gemaakt…”

Tot zover dit fragment uit een werk van de naar mijn bescheiding mening beste schrijfster die Nederland ooit heeft voortgebracht.

We zijn alweer toe aan de laatste bijdrage van Caïssa. Haar vraag luidt: hoe wint wit stelling 14?

Stelling 14. Hübner – Nunn, Johannesburg 1981

Tenslotte, bij wijze van uitsmijter, nog een samenwerkingsproject tussen Calliope en Caïssa. Voor de fijnproevers!

Calliope citeert een passage uit de Engelstalige literatuur, en vervolgens stelt Caïssa hierover een vraag. We beginnen met de tekst:

”The Sheep took the money, and put it away in a box: then she said ´I never put things into people’s hands—that would never do—you must get it for yourself.´And so saying, she went off to the other end of the shop, and set the egg upright on a shelf.”

De tweeledige vraag die Caïssa bij wijze van uitsmijter over deze passage stelt luidt:

* welk schaakstuk wordt hier beschreven? | * welke zet voert dit schaakstuk uit?

Geen makkelijke opgave, maar we hebben de hele Kerstvakantie om alle puzzels op te lossen!

Voordeel vasthouden

Door David

Twee afgetekende overwinningen afgelopen zaterdag in de KNSB-competities. Het 1e team was veel te sterk voor Stukkenjagers 8 en won met 7,5 – 0,5.

Knapper was de prestatie van het 2e team tegen het op papier ongeveer even sterke De Stukkenjagers 9, dat met 6 – 2 werd verslagen.   

Stelling na 8. Pb5

Mijn partij tegen Wil Wuijts begon voor mij verontrustend. Hij speelde het London systeem dat ik geen gemakkelijk opening vind om tegen te krijgen. Ik wilde het liefst zo snel mogelijk een onoverzichtelijke stelling op het bord krijgen, maar die opzet keerde zich tegen me. Ik had over het hoofd gezien dat wit de sterke zet 8. Pb5 kon spelen. Pion a6 is gepind! (Zie stelling)
Er zat niets anders op dan 8.. Kd8 (of Kd7) te spelen. Wit heeft meerdere aantrekkelijke mogelijkheden, maar staat toch nog lang niet gewonnen.

Stelling na 9… Pc6

Het is +1.3 als hij 9. Pc7, en daarna, na 9. Ta7, 10. Pxd5 Pxd5 en Lxb8 speelt. Wit zal gedacht hebben dat hij zulke mogelijkheden altijd nog had, en wilde eerst van die potentieel gevaarlijk d5 pion af. In zo’n stelling is  doorpakken echter geboden. Ook Pf3 zou veel sterker geweest zijn dan zijn 9. exd4.
Voordeel krijgen is soms makkelijker dan voordeel vasthouden. Opgelucht speelde ik 9… Pc6 (Pe8 was nog iets beter geweest…). Nog altijd was 10. Pf3 goed geweest met dreiging tegen f7 en allerhande andere vorkjes. Maar wit speelde 10. Le2, en toen was het leed geleden. Na mijn 10…. Lf5 komt het veld c8 vrij voor mijn toren en is a6 niet meer gepind. Het paard zal, na Tc8 terug moeten naar a3 en de stand is min of meer gelijk.

Stelling na 11… Tc8

Wit zal echter het mooiere veld c3 voor zijn paard in gedachten gehad hebben toen hij 11. c4?? speelde. d4 kan nu nog niet genomen worden met Pxd4, maar komt na mijn 11… Tc8 en bijvoorbeeld 12. Pc3 of Pa3 wel ongedekt te staan. Zwart heeft opeens groot voordeel! -1.4

Na 12. cxd5 in een poging in troebel water te vissen ging er zelfs een heel stuk verloren. Les voor allen, en ook voor ons 1e team dat zo afgetekend op de 1e plaats staat in de poule: Voordeel vasthouden betekent bijna altijd: actief en energiek blijven spelen en niet achterover leunen. In de partij deed zich een vergelijkbare keuze voor op zet 15.

Stelling na 15. Lxb5

Er volgde 12… Pxd5 13. g4 Pxf4 (de sterke loper eraf had prioriteit) 14. gxf5 axb5 (ik behield liever het sterke paard, dus geen Pxe2) 15. Lxb5. In deze stelling staat zwart een comfortabel stuk voor tegen één pion. Ik overwoog een voorzichtige zet als 15… e6 omdat slaan op d4 met Pxd4 niet mogelijk leek vanwege de penning 16. Td1. 15… e6 is natuurlijk prima, maar geeft ook wit tijd om zijn stukken te activeren. Na enig nadenken zag ik de betere, actievere voortzetting: 15… Pxd4! Toch.

Stelling na 18… Lc5

Het paard blijft namelijk behouden en staat daar dan prachtig actief.
16. Td1 e5! 17. exf6 ep Pxe6 (die zet moest dus gevonden worden)
18. Pf3 Lc5 en het paard kan niet nog een keer aangevallen worden en zwart heeft de pion terug gewonnen.

Hierna speelde de stelling zich vanzelf en was het niet moeilijk meer de partij winnend af te sluiten.

Dominantie

Door Leon

Vorige week speelde ik in de interne competitie een mooie partij tegen Olaf, waarin ik er met zwart in slaagde mijn tegenstander langzaam terug te dringen tot zijn stukken vrijwel geen velden meer hadden.

In de eerste stelling die we bekijken heeft wit zojuist 13. Lxd4 gespeeld (zie diagram 1).

Diagram 1. Olaf – Leon na 13. Lxd4

Het staat ongeveer gelijk, maar met 13… e5 begin ik de witte stukken terug te duwen.

Na 14. Lb2 e4  15. Le2 is zwart alweer een stukje opgeschoten (zie diagram 2).

Diagram 2. Olaf – Leon na 15. Le2

Wat opvalt is dat wits paard op h4 buitenspel staat. Het gaat tijd kosten om dit weer in het spel te brengen. Zwart speelt 15… Te8 en er volgde 16. g3 Tc8  17. Pg2 Pe5  18. Lxe5 Txe5 19. Pf4 g5 (zie diagram 3).

Diagram 3. Olaf – Leon na 19… g5

Wit heeft zijn paard via g2 naar het mooie veld f4 weten om te spelen, maar zwart verjaagt het meteen met 19… g5. Hierna moet wit zijn paard weer terugspelen, want na 20. Pxd5? Txd5 verliest wit zijn paard op d2.

Wit trekt dus zijn paard terug en er volgde: 20. Pg2 Le6  21. Pc4 Td5  22. De1 b5 (zie diagram 4).

Diagram 4. Olaf – Leon na 22… b5

Ook het tweede paard van wit wordt verdreven! Zwart ontneemt de witte stukken systematisch velden. Wit moet weer terug: 23. Pa3 a6  24. Td1 De7  25. Txd5 Pxd5  26. Da5 Tc6 en we hebben diagram 5 bereikt.

Diagram 5. Olaf – Leon na 26… Tc6

Zwart domineert het bord en Olaf besloot nu een stuk te offeren op b5, wat overigens ook volgens de computer de beste kans is. Maar in het vervolg van de partij bleken wits damevleugelpionnen geen partij voor het zwarte loperpaar en uiteindelijk kon ik de partij winnen.

Deze partij riep herinneringen bij me op. Niet alleen aan beroemde partijen uit de schaakgeschiedenis, maar ook aan partijen die ik zelf vroeger heb gespeeld.

Zo dacht ik terug aan mijn allereerste partij als lid van SMB, indertijd de grootste Nijmeegse schaakclub. De club is op 10 december 1848 opgericht door een generaal en de naam staat voor Strijdt Met Beleid. De partij werd gespeeld op dinsdag 3 september 1985. Het was de tijd waarin elke dinsdagavond regelmatig honderd schakers hun partij op de club speelden. Vijftig partijen in de interne competitie, kom daar nog maar eens om!

Het was natuurlijk spannend, zo’n eerste partij op een grote club. Gelukkig kende ik mijn tegenstander: Jack Stevens, hij was net als ik een beginnend student. Met zwart lukte het mij mijn tegenstander langzaam terug te dringen (zie diagram 6). Ik beschikte over het loperpaar tegen twee witte paarden en in de diagramstelling, waarin wit 42. Kf1 heeft gespeeld, had ik met 42… a4! mijn strategie kunnen bekronen.

Diagram 6. Jack – Leon na 42. Kf1

Wit moet een pion opgeven en het is meteen uit. In plaats daarvan speelde ik 42… Le3  43. a4 (niet gezien!) en na 43… Lc1 domineerde mijn loper nog steeds het witte paard, maar ik speelde het niet goed uit en uiteindelijk moest ik op zet 62 in remise berusten.

Het gaat wat ver om te zeggen dat dit een traumatische ervaring was, maar ik vond het wel jammer van de mooie partijopzet.

Tot zover een herinnering uit het persoonlijk archief. Over naar de schaakgeschiedenis! Ik heb altijd een zwak gehad voor partijen waarin een van de spelers erin slaagt langzaam maar zeker de tegenstander terug te dringen en op een vol bord bijna pat te zetten. Eind negentiende eeuw stond bijvoorbeeld Siegbert Tarrasch bekend om deze Pattsetzungsstil.

Een bekend voorbeeld van deze boa-constrictorstrategie is de zestiende matchpartij Karpov-Kasparov uit de match om het wereldkampioenschap in Moskou 1985. Ik laat uit deze partij de stelling zien waarin Kasparov met zwart juist 24… Df6 heeft gespeeld (zie diagram 7).

Diagram 7. Karpov – Kasparov na 24… Df6

Kasparov, de jonge uitdager van wereldkampioen Karpov, heeft zijn tegenstander helemaal ingesnoerd. Wit staat weliswaar een pion voor (de pion op d5), maar daar staat tegenover dat zwart de witte stelling volstrekt heeft lamgelegd, niet alleen door het monster van een paard op d3 (een zogenaamde ’octopus’), maar ook door de pionnen op g5 en b4, die de witte stukken allerlei velden ontnemen. Een aardige parallel met mijn partij tegen Olaf, zie bijvoorbeeld diagram 5 met de zwarte pionnen op b5, e4 en g5.

Kasparov schrijft zelf over deze stelling: ’The b2 square is now conclusively under Black’s control. The fate of the game is essentially decided — the white pieces are completely pinned down within their own territory.’

Bij het nostalgisch doorbladeren van oude schaakboeken stuitte ik dezer dagen op een nog extremer voorbeeld. Het gaat om een stelling uit een partij tussen Sämisch en Nimzowitsj, gespeeld in Kopenhagen in 1923 (zie diagram 8).

Diagram 8. Sämisch – Nimzowitsj na 25. Tce1

Nimzowitsj, spelend met zwart, heeft een stuk geofferd om wits stelling volledig lam te leggen. In de diagramstelling speelde Nimzowitsj de zet 25… h6! en hij dwong hiermee zijn tegenstander tot directe overgave. Een blik op de stelling maakt duidelijk dat wit in tempodwang verkeert en eigenlijk niet meer kan zetten.

Ik ontleen deze stelling aan het boek van Hans Bouwmeester, ’Schaakboek 5. Topprestaties van 50 grote meesters. Met medewerking van B. Kieboom’, Utrecht-Antwerpen 19734, p. 96-98. Ik laat Bouwmeester aan het woord:

’Wit geeft op. Hij is in tempodwang! Zetten met de a-, b- of h-pion veranderen natuurlijk niets aan de situatie. Op 26. Lg2-f1 volgt 26. … Tf5-f3! Daarvoor diende het mysterieuze 25. … h7-h6; de dame wordt gevangen! Na 26. Ld2-c1 slaat zwart het paard, met gemakkelijke winst. Indien 26. Te1-d1 (c1), dan 26. … Tf2-e2! Na 26. Kh1-h2 speelt zwart 26. … Tf5-f3, opnieuw met damewinst, en na 26. g3-g4 wint 26. … Tf5-f3 27. Lg2xf3, Tf2-h2 mat.’

Zo wil je elke partij wel winnen…

Externe teams op stoom!

Door Leon

Sinterklaas nadert, en ook onze teams in de externe competities liggen op stoom. Het eerste team rijgt de overwinningen aaneen en staat daardoor in de zaterdagcompetitie met 6 uit 3 aan kop en in de avondcompetitie staat ons vlaggenschip met 4 uit 2 op de tweede plaats.

Op zaterdag 23 november speelde De Kentering 1 de vierpuntenwedstrijd in De Biechten tegen concurrent HMC 5. Ik ben nog niet zo lang weg bij HMC, maar van de acht spelers van HMC 5 waren voor mij alleen Jos Peters en Theo Suikers bekende gezichten. Voor het overige waren het nieuwe en vaak zeer jonge spelers. Goed om te zien dat ook bij HMC de competitie aantrekt, ongetwijfeld mede door de grote inzet van Rick Smit.

Rick was ook mijn tegenstander aan het eerste bord. Een paar maanden geleden had ik hem al getroffen met het avondteam en daar was het mij gelukt van hem te winnen, maar nu werd het al tamelijk snel remise, een uitslag die ook werd genoteerd aan het bord van Tom.

Alleen Hans moest de vlag strijken (de eerste verliespartij van ons team dit seizoen), en wel tegen de jeugdige maar zeer sterk spelende Zoë Omnes. Geen schande, want Zoë heeft extern een score van 3 uit 3 met een TPR van 2000!

Dankzij overwinningen van Nico, Ton, David, Johan en Wilbert eindigde de wedstrijd in een 6-2 zege voor ons, voorwaar een mooi resultaat tegen een gevaarlijk team met veel potentie.

HMC 5  De Kentering 1  
Rick Smit1899 Leon ter Beek1906½-½
Erik Brandsma0 Nico van Brakel19680-1
Diego van den Hoeven0 Tom Fürstenberg1844½-½
Jos Peters1664 Ton Snoeren18650-1
Zoë Omnes1314 Hans van Eijk17781-0
Theo Suikers1604 David Bruggeman18590-1
Tom van Vegchel0 Johan Knuvers17400-1
Dominique Kroon1527 Wilbert van Eijk17300-1
 1602  18362-6

Twee dagen later, op maandag 25 november, ontving het avondteam van De Kentering A de gasten van Schijndel A. Aan bord 4 was Ralf vrij snel klaar en dankzij zijn overwinning stonden we met 1-0 voor.

Zelf speelde ik aan bord 1 met zwart tegen de 16-jarige Lars Verhoeven. Met zetverwisseling zijn we in de volgende stelling terechtgekomen, die kan ontstaan uit de Panov-variant van de Caro-Kann.

Wit heeft een geïsoleerde damepion maar probeert een aanval tegen de zwarte koning op poten te zetten. Hij heeft daartoe 17. Pc3-e4 gespeeld (zie diagram 1), wat echter niet goed is.

Diagram 1. Lars – Leon na 17. Pe4

Ik antwoordde met 17… Pxe4 en na 18. Txe4 ontstond diagram 2.

Diagram 2. Lars – Leon na 18. Txe4

Ik beschik nu over de goede mogelijkheid 18… Pa5!. Na bijvoorbeeld 19. Te3 Lxg5 20. hxg5 (niet 20. Pxg5? Dc6 met dubbele aanval op c2 en g2) 20… Dd8 20. De2 Lxf3 21. Txf3 Dxd4 wint zwart een pion, en na 19. Te2 Lxf3 20. gxf3 Lxg5 21. hxg5 staat zwart prima (zie analysediagram 3).

Diagram 3. Lars – Leon na 21. hxg5 (analyse)

Deze mogelijkheid zag ik echter niet, en in plaats daarvan deed ik 18… Lxg5. Er volgde 19. Pxg5 Pe7, waarna diagram 4 is bereikt.

Diagram 4. Lars – Leon na 19… Pe7

Wanneer wit hier zijn toren terugtrekt komt zwart prima te staan, bijvoorbeeld 20. Te2 Pf5 21. Td1 Tc4. Zwart heeft prachtige druk tegen de witte d-pion. Maar Lars speelde op aanval en deed daarom 20. Tg4 (zie diagram 5).

Diagram 5. Lars – Leon na 20. Tg4

Deze zet is niet alleen aanvallend, maar dekt tegelijkertijd pion g2, zodat de verborgen dreiging Dd7-c6 nu niet de loper op c2 wint. Maar zwart kan de toren wegjagen, en de eerste zet waar ik naar keek was dan ook 20… h5. Ik dacht dat wit dan 21. Pe4 kon spelen en dat de dreiging van een paardvork op f6 alle problemen voor wit zou oplossen.

Dit is echter een hersenspinsel, want na 20… h5 21. Pe4 kan zwart 21… f5! spelen, waarmee meteen het veld f6 gedekt komt te staan. Ook 20… h5 21. Tg3 Pf5 is natuurlijk bijzonder goed voor zwart.

Behalve met 20… h5 kan zwart ook met 21… h6 een uitstekende stelling krijgen, bijvoorbeeld na 22. Pf3 f5, waarna 22. Tf4 met 22… Pd5 wordt beantwoord en 22. Tg3 faalt op 22… Dc6 met de bekende stukwinst. Ook 22. Pe5 helpt niet wegens 22… Dc7 23. Lb3 fxg4 24. Lxe6† Kg7 25. Lxc8 Lxc8 en zwart staat uitstekend.

Helaas, deze varianten waren mij te machtig en ik besloot de f-pion op te spelen middels 20… f5 (zie diagram 6).

Diagram 6. Lars – Leon na 20… f5

Ik had bedacht dat wit nu 21. Lb3 zou moeten doen, en dat blijkt achteraf ook de beste zet te zijn. Maar Lars wilde geen genoegen nemen met een ongeveer gelijke stelling na het gedwongen 21… Ld5 en speelde daarom 21. Tg3 (zie diagram 7).

Diagram 7. Lars – Leon na 21. Tg3

Met deze torenzet geeft Lars mij de gelegenheid in het voordeel te komen door 21… h6! 22. Pf3 Le4. Dit was nota bene een van de redenen waarom ik tot f7-f5 had besloten, maar ik zag het niet. Wit kan na 21… h6 overigens in troebel water vissen met 22. Pxe6, maar na 22… Dxe6 23. Lb3 kan zwart pareren met 23… Pd5 en hij staat goed.

In plaats van 21… h6 besloot ik tot 21… f4, wat er ook sterk uitziet. Ik dacht nu te winnen door de dubbele dreiging tegen c2 en g2, maar na 22. Th3 Dc6 (zie diagram 8) vond wit een manier om het onheil af te wenden.

Diagram 8. Lars – Leon na 22… Dc6

Lars deed hier 23. De4! en bezweert daarmee alle gevaren. Ik zag dat 23… Dxc2 24. Dxb7 geen optie is (de computer vindt zelfs dat 24. Dxe6† nog veel sterker is, bijvoorbeeld 24… Kh8 25. Dxe7 Dc7 26. Dxc7 Txc7 27. Pe6 en wit staat gewonnen) en ruilde dus de dames.

Na 23… Dxe4  24. Lxe4 Lxe4  25. Pxe4 is stelling 9 ontstaan, die ongeveer in evenwicht is.

Diagram 9. Lars – Leon na 25. Pxe4

Ik dacht echter dat ik beter stond en speelde op winst. Na 25… Pf5  26. Td1 Tc4  27. Pc5 Pxd4  28. Pxa6 f3  29. b3 Pxb3  30. Txf3 Txf3  31. gxf3 Txh4  32. Pc7 Pd4 is stelling 10 ontstaan.

Diagram 10. Lars – Leon na 32… Pd4

Het is me gelukt een pion te winnen. Zwarts stelling ziet er mooi uit, met een vrijpion op de h-lijn, terwijl wits f-pionnen geen sieraad vormen, maar objectief gezien is de stelling volgens de computer remise.

Lars speelde hier echter te vlug en deed 33. Te1, waarna ik met 33… Pxf3† de kwaliteit incasseerde en wit meteen opgaf.

Ondertussen had ook David zijn partij gewonnen, een schilderachtig gevecht waarin lange tijd een witte pion op b7 en een zwarte pion op g2 te bewonderen waren. Bart kwam in een enerverende partij niet verder dan remise, waardoor de eindstand 3½-½ in ons voordeel werd.

De Kentering A  Schijndel A  
Leon ter Beek1906 Lars Verhoeven18201-0
Bart van den Berg1801 Bart te Dorsthorst1821½-½
David Bruggeman1859 Bas Kerkhof01-0
Ralf Duong1879 Ton van Weert01-0
 1861  18213½-½