Kentering opnieuw prooi voor Stukkenjagers

Door Leon

Een wedstrijd tussen jagers en prooidieren, zo omschreef David anderhalve week geleden op treffende wijze de wedstrijd tussen De Kentering 1 en De Stukkenjagers 6. De gasten uit Tilburg boekten een overtuigende 6-2 overwinning en verwezen ons vlaggenschip in de zaterdagcompetitie naar een gedeelde laatste plaats met 1 matchpunt uit 3 wedstrijden.

Op de clubavond van maandag 4 december hadden we de kans om gedeeltelijk revanche te nemen. Het eerste team, in de avondcompetitie spelend onder de naam De Kentering A, trad namelijk thuis aan tegen De Stukkenjagers A. Bij de gasten speelden drie spelers mee van het team dat met 6-2 van De Kentering 1 had gewonnen.

Op bord 1 speelde ik tegen Simon de Graauw, een jonge speler die anderhalve week eerder, in Café De Sjang, ook al mijn tegenstander was. Bovendien speelden we met dezelfde kleuren, hij met wit en ik met zwart.

In De Sjang hadden we een vlakke, tamelijk saaie partij gespeeld, waarin we er beiden in slaagden fouten te vermijden en al gauw in remise berustten, waarmee Simon best tevreden was. Hij heeft een beduidend lagere rating dan ik, maar in de post-mortem bleek dat hij een goede kijk op het spel heeft.

De vraag was: zou het in D’n Beer ook zo’n niet al te interessante partij worden? Welnu, de partij duurde slechts 18 zetten, maar een korte blik op het notatieformulier maakt duidelijk dat het een hakpartij van het zuiverste water was.

Zo werden al op zet 5 de dames geruild. Hoe vaak komt het voor dat beide spelers al zo snel de dame buitmaken? Het eerste teken van een compromisloos gevecht waarin geen risico zou worden geschuwd.

Het vervolg was niet minder spectaculair. Ik opende het bal op de damevleugel met de roekeloze aanvalszet 7… a7-a6.  Onthutst keek mijn tegenstander mij aan, en ik kon er zeker van zijn dat hij een paar zetten nodig zou hebben om van deze psychologische dreun te bekomen.

Maar hij hield zich goed en slaagde erin een paar niet al te slechte zetten te vinden. Ondertussen zat ik uiteraard ook niet stil, althans in intellectueel opzicht. Ik had nu weliswaar op de damevleugel een formidabel zwart bruggehoofd op a6 gevestigd, maar waar gaat het eigenlijk om in het schaakspel? Doet de damevleugel er eigenlijk wel toe? Waarom spelen op de vleugels? Het centrum is waar het om gaat! Dat weet toch elke schaker?

Door deze diepe gedachten geïnspireerd besloot ik manmoedig tot de meedogenloze centrumopstoot 8… e7-e6.

Mijn tegenstander trok wit weg en moest even zijn evenwicht hervinden. Maar na een paar keer te hebben geslikt vermande hij zich en hij speelde energiek het adembenemende 9. a2-a3.

Na het uitvoeren van deze krachtzet keek hij mij triomfantelijk aan. Ik moet toegeven dat mijn eerste impuls na het zien van deze zet was: opgeven. Maar waar negen op de tien zwartspelers zich in het onvermijdelijke hadden geschikt en de koning hadden omgelegd, vond ik op wonderbaarlijke wijze de kracht om niet op te geven en door te spelen.

Waarom speelde ik door? Omdat ik zag dat de redenering achter mijn spel tot nu toe onjuist was. De zetten waren uitstekend geweest —daarover geen twijfel — maar deze zetten waren geworteld in een ontoereikend begrip van het schaakspel.

Ik had geredeneerd dat het centrum belangrijker is dan de damevleugel. Dat is natuurlijk juist, maar is dat alles? Is er niet meer over te zeggen? Was er niet nog iets? En opeens zag ik het licht! Natuurlijk! Wat nou centrum? De koningsvleugel is toch veel belangrijker? Dat weet toch elke beginneling? Wat is het doel van het schaakspel? De koning matzetten. En waar vind je de vijandelijke koning? Op de koningsvleugel natuurlijk! Daarom heet die vleugel zo!

Deze overwegingen brachten mij ertoe alle schroom van mij af te werpen en met het schuim op de lippen het rabiate 10… h7-h6 te spelen.

Menig witspeler zou wanhopig de handdoek in de ring hebben gegooid, maar ik had te maken met een Stukkenjager. Mijn krachtzetten hadden diepe indruk gemaakt, maar mijn tegenstander bleek voor geen kleintje vervaard.

Zijn reactie was subliem: omdat hij inzag dat er tegen mijn actie op de koningsvleugel geen kruid was gewassen, verplaatste hij het strijdtoneel wederom naar … het centrum! Ondanks het feit dat zijn koning nog in het centrum stond, speelde hij de vervaarlijk ogende opmars 12. e2-e3, meteen daarna gevolg door het hyperactieve 13. Lf1-e2.

Ik begreep dat ik mijn evenknie had gevonden. De witte loper stond weliswaar in het centrum, maar bestreek tevens de velden g4 en h5 op de koningsvleugel. Deze tegenstander wist wat hij deed…

Het resultaat van deze wederzijdse wervelwind, die slechts een uur had geduurd: remise. De rest van de middag probeerde ik bij te komen van deze partij, maar het zal iedereen duidelijk zijn dat ik niet veel energie over had om de partijen van mijn teamgenoten te volgen.

Uiteindelijk bleek ons team met 1½-2½ aan het kortste eind te hebben getrokken. De Stukkenjagers hadden hun naam opnieuw eer aangedaan. We staan nu in de avondcompetitie op de laatste plaats met 1 matchpunt uit 4 wedstrijden. Ook voor ons wordt het tijd om onze naam eer aan te doen en een kentering ten goede te bewerkstelligen!

De Kentering A  Stukkenjagers A  
Leon ter Beek1841 Simon de Graauw1421½-½
David Bruggeman1739 Jens Korzilius16960-1
Luigi de Mas1630 Tijn Verhoeven16251-0
Johan Knuvers1586 Max Mutter15600-1
 1699  15761½-2½

9 reacties op “Kentering opnieuw prooi voor Stukkenjagers

  1. Tja, als je driemaal in dezelfde partij van strategie verandert dan is remise een uitstekend resultaat.
    Ik veranderde niet van strategie maar dat was helemaal fout. Ik kwam verloren te staan. Gelukkig wikkelde mijn tegenstander niet op zijn sterkst af naar een eindspel met ieder een paard en 5 pionnen. Dat was ook heel gunstig voor hem. Maar toen deed hij een zwakke zet met het paard, waarna de laatste 10 zetten van mij gelijk zijn aan wat de computer aangeeft als de beste. Dus dat was dan wel weer heel goed. Toch nog een punt.

  2. Godfried Bomans was een verwoed amateurschaker. Hij was steevast als deelnemer te vinden bij het Hoogoventoernooi (voor de jongelui: dat was de voorganger van het Corustoernooi, nu Tata Steel), en schreef diverse humoristische stukken met het schaakspel als onderwerp. Briljant waren bijvoorbeeld zijn typeringen over zijn aanbevolen gedrag na het maken van een blunder, en de wijze waarop hij stukken won door het aanbrengen van valluikjes onder sommige velden van het bord.

    Uit zijn omvangrijke oeuvre nog enkele voorbeelden.

    Het zijn twee fragmenten uit zijn “Wat denkt een meester ervan (een kijkje achter de schermen) “ uit Elseviers Weekblad van 20 maart 1948:

    “Doch laat ik niet afdwalen. Ik trad dus de zaal binnen. De vier meesters die deze avond aan bod waren, zaten op het podium reeds te denken. Euwe at daarbij een broodje. Het is mij een raadsel waarom die man nu juist dáár zijn broodjes moet eten. Dit doet men óf thuis óf onderweg in de trein. Men is in schaakkringen dan ook algemeen van mening dat zijn vijf verloren partijen aan deze verderfelijke gewoonte zijn toe te schrijven. In het algemeen hebben meelspijzen een nadelige invloed op de denkkracht. Bakkers zijn daarom slechte schakers. De uitdrukking “melig” wijst trouwens met nadruk in deze richting.

    Euwe at dus, Botwinnik, Smyslov en Keres daarentegen deden niets anders dan denken.

    Zij zagen doodsbleek. En geen wonder. Hun spelschema is te Moskou door Stalin persoonlijk vastgesteld. Elke afwijking daarvan vergroot hun kans om naar Siberië gestuurd te worden. Men begrijpe mij goed: zij komen daar tóch terecht. Elke Russische schaker eindigt vroeg of laat in Siberië. De vraag is alleen: hoe lang rek ik het nog? Het was merkwaardig om Botwinnik te zien toen hij tegen Euwe een zwakke zet deed. Hij begon terstond onverschillig te fluiten, maar de volkscommissaris Tolbov, die achter in de zaal zat, had het toch gezien. Hij kwam naar voren, tikte de arme man op de schouder en wenkte hem naar een hoekje. Niemand kon het fluistergesprek verstaan, Maar dat het raak was. dat bleek wel

    toen Botwinnik plotseling in tranen uitbarstte en hardop verklaarde dat hij er spijt van had.”

    Grappig is dat daarbij kort een thema aan bod komt dat later wel eens tot felle discussies leidde op een internetforum, namelijk de toelaatbaarheid van eten aan het bord tijdens een partij.

    Vervolgens het slot van het artikel:

    “Ieder die ’s avonds bij het lamplicht een beetje zit te schuiven denkt: kijk, ik schaak.

    Dat is eenvoudig belachelijk. Hoeveel er aan werkelijk schaken vastzít, hoop ik aan onderstaande partij tussen dr. Euwe en mij te illustreren.

    Het is de bekende partij die wij in l940 te Scheveningen speelden en die in schaakkringen als ‘De Dolkstoot’ bekendstaat.

    Wit: dr. Max Euwe

    Zwart: dr. Godfried Bomans

    1. e4 e5

    2. Pf3 Pc6

    3. Lb5 a6

    4. La4 Pf6

    Dit alles is nog gewoon, orthodox Spaans. Geen van beide meesters verlaat de gebaande

    paden. Maar dan komt Euwe met een nieuwtje:

    5. Ns9!

    Weinig gebruikelijk en daardoor angstaanjagend. Zwart dacht een ogenblik na en gaf

    toen dit doeltreffende antwoord:

    5. G.B.r7!!!

    Is het niet verbluffend van eenvoud? Dat kan ik ook, hoor ik de ongeschoolde lezer al zeggen. Jawel, maar kom er maar eens op! Euwe bleef nog een vol uur naar een oplossing zoeken en gaf toen op.

    • Prachtig om weer eens te lezen, die stijlbloempjes van Godfried Bomans.
      In kringen van Neerlandici wordt op hem een beetje neergekeken, ‘meer lectuur dan literatuur’, en dat klopt misschien ook wel, maar zijn stijl en zijn humor zijn onovertroffen.
      Misschien dat een portie Bomans op zijn tijd zou kunnen helpen tegen de ontlezing onder onze schoolgaande jeugd. Sprak opa.

  3. Wat fijn leesgenot, Leon en Ton. Ik denk dat ik maar eens een boek van Bomans op mijn wensenlijstje ga zetten voor de kerst 😀

  4. Nog een stukje van Bomans, uit het verhaal ’Waarom schaakt u eigenlijk?’, gepubliceerd in G. Bomans, Adviezen van een oude rot & ander sportief proza. Derde druk, Amsterdam 1990, p. 68-69:

    Vreselijk is dan ook de blunder. Men kan nu wel zeggen, dat het vermijden daarvan tot de kunst van het schaken behoort, maar ik kan meevoelen met de speler, die verwezen naar zijn stelling staart, omdat hij alle finesses doorzag, maar tevens zijn toren en prise zette. Hij is als een voetganger, die in zijn zorg om alle plasjes te ontwijken regelrecht in het kanaal gelopen is. Hier echter kan ik u een advies geven. Het is dit. Wrijf onmiddellijk in uw handen, alsof u zit te popelen van verlangen, dat hij de toren neemt. De man wordt dan wantrouwend. Hij gaat tijd gebruiken. Dat is al iets. Neemt hij de toren, dan fluit u verrast. Hierop wordt de man werkelijk zenuwachtig. Hij kijkt u even aan en u beantwoordt die blik met een meewarig lachje. ’Ja, schaken is moeilijk,’ zegt u dan. De opmerking ’Zo zo, tóch’ is misschien iets beter. Dit impliceert, dat er tal van andere mogelijkheden waren, die hij niet gezien heeft. Heel goed is ook: ’Zeker, het kàn’, want dat zet hem aan ’t werk over de vraag, wat er dan nog meer had gekund. De volgende zet moet u nu direct doen. Hierna staat u op en gaat rustig de zaal door wandelen, alsof u de partij praktisch in uw zak heeft. Als u terugkomt, zit de man nog steeds te denken. Hij zoekt naar iets, dat er niet is, en er bestaat geen afmattender bezigheid. Dit is het moment, om hem bemoedigend op de schouder te kloppen. ’Na afloop analyseren we het,’ zegt u geruststellend, ’u kón niet anders.’ Hierna stopt u een pijp en gaat er eens echt van genieten.
    Tien tegen één, dat zijn volgende zet zwak is. Hij zit te borduren aan een fictief patroon, waarvan u alleen het geheim bezit. Het lapje bestaat natuurlijk niet, maar dat is juist de kracht ervan. Uw tegenstander wordt voor een denkbeeldig lapje gehouden. Zo’n partij te winnen heeft een aparte bekoring. Ja, ja, ik hoor het u al zeggen: bij echte meesters gebeurt dit niet. Dat klopt. Wij, liefhebbers, hebben een veel rijker repertoire.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *