De clubavond van 24 maart bleek een vroegbloeier van een vruchtbare lentedag te zijn. Voor maar liefst 11 partijen had competitieleider Ronnie de Hoog de schaaktuin van D’n Beer laten inzaaien, waarvan er 10 snel opbloeiden en vruchten droegen, zoete en zure, al naar de smaak van de speler na afloop van de strijd, maar bijna altijd met een mooi verhaal. Met zoveel schakers bij elkaar betekende dat een zaal vol verhalen.
Wat te denken bijvoorbeeld van de wonderbaarlijke blundergeschiedenis van de toren van Ton van der Straeten en Luc Seuter: de blunder die er was maar toch ook weer niet, omdat die door geen van tweeën opgemerkt was en pas bij de analyse zijn kopje liet zien.
En dan de opzienbarende schaakvertelling van Rob Maas, die met de zwarte stukken schaakgrootheid Piet van Eijndhoven met een remise in bedwang hield: “Ik ben tevreden maar toch ook weer niet”. “Waarom niet tevreden, Rob?” “Ik heb mat-in- drie over het hoofd gezien”. Dat zou inderdaad een verhaal met een giftige pijnpunt kunnen worden in het brein van een kwaad denkende luisteraar (Zou die man misschien niet tot drie kunnen tellen?). Maar nee, een ervaren en bedreven schaker als Rob is een speler die per definitie tot drie kan tellen. Daar is hij juist heel sterk in.
Tot slot het sterkste verhaal van allemaal, dat van Paul Willemen die clubkampioen Stan Heijmans met de rug tegen de muur drukte en tot opgave dwong, woordenloos, want voor het allersterkste schaakverhaal schieten woorden tekort. Dat vertelt zichzelf met sprongen en stoten slagsgewijs op het bord en moet ademloos door toegeschoten kijkers gevolgd en beleefd worden, waarna ze elkaar zuchtend in de armen vallen. De blik van respect van Stan voor de overwinnaar zei dan ook meer dan 1000 woorden.
Laat ik dus nu ook maar gauw mijn mond houden.